Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.de vennootschap onder firma [naam vof] ,
[verweerder] ,
de besloten vennootschap Van Veen Beheer B.V.,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter te 's-Gravenhage op 17 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, een vennootschap onder firma, aangeduid als [naam vof]. De werknemer verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst en om doorbetaling van zijn salaris, na een geschil over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer was sinds 18 december 2017 in dienst bij [naam vof] en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die stilzwijgend was verlengd. De werkgever beëindigde de arbeidsovereenkomst per 18 december 2019, omdat de werknemer zich als zelfstandige had ingeschreven en concurrerende werkzaamheden had verricht zonder dit te melden. De werknemer betwistte de beëindiging en stelde dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever de arbeidsovereenkomst ten onrechte had beëindigd, maar dat de werknemer ook verwijtbaar had gehandeld door concurrerende werkzaamheden te verrichten. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juni 2020 en kende de werknemer recht op doorbetaling van het salaris voor januari en februari 2020, evenals een transitievergoeding. De kantonrechter oordeelde dat er geen recht was op een billijke vergoeding, omdat het handelen van de werkgever niet ernstig verwijtbaar was. De werkgever werd veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding en de buitengerechtelijke incassokosten, maar de proceskosten werden door beide partijen gedragen.