ECLI:NL:RBDHA:2020:3537
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M. Wolfrat
- A. Vranken
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overdracht naar Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 15 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die stelt de Tadzjiekse nationaliteit te hebben, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting die gepland stond op 17 maart 2020 kon niet doorgaan vanwege de coronamaatregelen. De gemachtigde van verzoeker heeft de voorzieningenrechter op 15 maart 2020 laten weten dat zij en verzoeker niet aanwezig zouden zijn en heeft verzocht om de zaak schriftelijk af te doen. De rechtbank heeft partijen op 31 maart 2020 geïnformeerd over haar voornemen om de zaak zonder zitting af te doen, en verweerder heeft op 3 april 2020 toestemming gegeven voor deze gang van zaken. Verzoeker heeft niet gereageerd op deze brief.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens op basis van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de uitspraak is overwogen dat de rechtbank in een eerdere uitspraak het beroep in de bodemzaak ongegrond heeft verklaard, waardoor er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. Het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is bekendgemaakt op 15 april 2020, maar niet in een openbare zitting vanwege de coronamaatregelen.