ECLI:NL:RBDHA:2020:3534

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
NL19.22125
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, geboren op een onbekende datum en van Russische nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, zoals bepaald in de Dublinverordening. Nederland had een verzoek om terugname gedaan aan Italië, dat op 8 juli 2019 was aanvaard.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de procedure is vastgesteld dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat de gemachtigde van de eiser op 12 maart 2020 schriftelijk heeft bevestigd geen contact meer te hebben met de eiser. Hierdoor concludeert de rechtbank dat de eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van S.J. Versteeg, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt, maar niet op een openbare zitting vanwege de coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.22125

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Russische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000; daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft dit verzoek op 8 juli 2019 aanvaard.
3. De rechtbank ziet zich eerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser, zoals blijkt uit een door verweerder op 10 maart 2020 overgelegde systeemuitdraai, met onbekende bestemming is vertrokken. Eisers gemachtigde heeft op 12 maart 2020 schriftelijk bevestigd dat zij geen contact meer heeft met eiser. Gelet hierop neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de behandeling van zijn beroep. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen rechtens te honoreren belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
4. Nu het procesbelang is komen te vervallen, is beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
5. voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van S.J. Versteeg, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.