ECLI:NL:RBDHA:2020:350

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
20 januari 2020
Zaaknummer
7962967 RL EXPL 19-18135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Staat voor aanrijding tussen twee voertuigen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Defensie) naar aanleiding van een aanrijding op 2 december 2018. De aanrijding vond plaats op de Vaartweg in 's-Gravenmoer tussen een Land Rover Freelander, toebehorende aan [eiseres], en een Ford C-Max, toebehorende aan de Staat. De bestuurster van de Land Rover, mevrouw [bestuurster Land Rover], en haar echtgenoot waren in de auto aanwezig, terwijl de Ford werd bestuurd door de heer [bestuurder Ford]. De aanrijding ontstond toen de Land Rover, die met een snelheid van ongeveer 10 km/u reed, de stilstaande Ford raakte. De eiseres vorderde schadevergoeding van de Staat, stellende dat de bestuurder van de Ford onrechtmatig had gehandeld door onvoldoende ruimte te laten voor de Land Rover.

De Staat verweerde zich door te stellen dat de aanrijding het gevolg was van verkeersfouten aan de zijde van mevrouw [bestuurster Land Rover]. De kantonrechter oordeelde dat de aanrijding niet aan de Staat kon worden toegerekend, omdat de bestuurster van de Land Rover een inschattingsfout had gemaakt door te veronderstellen dat zij de Ford kon passeren, terwijl er onvoldoende ruimte was. De kantonrechter concludeerde dat het ongeval was toe te rekenen aan het handelen van mevrouw [bestuurster Land Rover] en wees de vordering van [eiseres] af. Tevens werd [eiseres] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Rolnr.: 7962967 RL EXPL 19-18135
22 januari 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres] ,wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.J. Meter,
tegen
De Staat der Nederlanden (Ministerie van Defensie),
zetelende te ‘s Gravenhage,
gedaagde partij,
gemachtigde: [gemachtigde] .
Partijen zullen hierna worden geduid als “ [eiseres] ” en “de Staat”.
Procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 6 augustus 2019;
  • de conclusie van antwoord;
  • de in het geding gebrachte producties.
Op 13 november 2019 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [eiseres] , bijgestaan door mr. J.J. Meter, en namens de Staat [gemachtigde] . Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

1.Feiten

1.1
Op 2 december 2018 heeft op de Vaartweg in ’s-Gravenmoer een aanrijding plaatsgevonden tussen twee motorvoertuigen. De betrokken voertuigen betroffen een Land Rover Freelander ( [kenteken 1] ) (hierna: de Land Rover), die toebehoorde aan [eiseres] , en een Ford C-Max ( [kenteken 2] ) (hierna: de Ford), die toebehoorde aan de Staat.
1.2
De bestuurster van de Land Rover was mevrouw [bestuurster Land Rover] , de dochter van [eiseres] . Achter de bestuurderstoel in de Land Rover zat de heer [naam echtgenoot] , de echtgenoot van [eiseres] . De Ford werd bestuurd door de heer [bestuurder Ford] . Naast hem zat de heer [bijrijder Ford] .
1.3
In een ondertekende schriftelijke verklaring van mevrouw [bestuurster Land Rover] is het volgende vermeld:
“Op zondag 2 december 2018 reed ik met de auto van mijn ouders door de Vaartweg. Voor het huis met nummer 26 stonden drie auto’s geparkeerd aan de kant van de Vaart (het water). Gezien dit aan mijn linkerkant is hoef ik geen voorrang te verlenen, maar het tegemoet komend verkeer wel. Helaas gebeurde dit op dat moment niet. De tegemoetkomende auto reed door, waarnaar ik seinde met grote lichten om aan te geven dat de chauffeur verkeerd zat zodat hij op tijd zou stoppen. De chauffeur besloot twee keer
terug te seinen en door te rijden, waardoor wij elkaar raakten (op een snelheid van ongeveer 10 kilometer per uur).
Dit gebeurde bij de tweede geparkeerde auto. De auto waarin ik op dat moment reed raakte de andere auto en zo kwamen beide auto’s tot stilstand, gezien beide de chauffeur en ik op de rem stapten na het voelen en horen van de botsing.”
1.4
In een niet ondertekende verklaring van de heer [naam echtgenoot] is het volgende vermeld:

Inderdaad, het is waar dat de tegenpartij stilstond op het moment dat de auto’s elkaar passeerden echter behoeft dit verdere uitleg. Om te beginnen met de straat in kwestie, deze is 4.70 meter breed. Op het moment dat de tegenpartij stopte deden zij dat naast een auto die gedeeltelijk op de weg geparkeerd stond aan de kant van de tegenpartij. Door foto’s die ik ter plekke genomen heb kan ik aan de hand van de stenen tellen dat deze geparkeerde auto zich 45 cm op de weg bevond. De afstand tussen de geparkeerde auto en de auto van de tegenpartij is ook 45 cm. Dit laat 3.80 meter over voor twee auto’s, een landrover Freelander van 2.25 meter en een Ford Focus van 1.82 meter breed. (Bron RDW) De uitkomst van deze twee breedtes spreekt voor zich. In aanvulling hierop, de tegenpartij stopte ongeveer 1 meter van de mogelijkheid vandaan om de geparkeerde auto volledig te passeren zodat er meer dan genoeg ruimte zou ontstaan om beide auto’s veilig en met succes te laten passeren. Er van uitgaande dat beide auto’s de snelheidslimiet van 30 km p/u reden had de tegenpartij 4 sec nodig om die ene meter door te rijden en de situatie te vermijden. In plaats daarvan koos de tegenpartij ervoor om te stoppen, waardoor hun fout verder wordt vergroot door te blijven rijden in plaats van te stoppen voor de geparkeerde auto en voorrang te verlenen zoals verkeersregels aangeven.”
1.5
In een schriftelijke getuigenverklaring van 18 december 2018 heeft [eiseres] verklaard:

de tegenligger negeerde het sein van mijn dochter dat 2 auto’s niet gingen passeren, tegenligger negeert het feit dat hij voorrang moet geven door 2x terug te seinen met groot licht. Beide chauffeurs gaan +/- 10 km en raken elkaar.”
1.6
De bestuurder van de Ford, de heer [bestuurder Ford] , heeft in een schriftelijke getuigenverklaring van 1 maart 2019 verklaard dat de Ford ongeveer vijf seconden stilstond ten tijde van het ongeval. Hij probeerde oogcontact te maken met de bestuurder van de Land Rover. Hij wilde de Ford vervolgens in zijn achteruit zetten, maar hij kreeg de mogelijkheid niet omdat de Land Rover zich ertussen wilde wringen, waarna de Land Rover de Ford aan de linkerachterzijde schaaft.
1.7
De bijrijder van de Ford, de heer [bijrijder Ford] , heeft in schriftelijke getuigenverklaring van 1 maart 2019 eveneens verklaard dat de Ford ongeveer vijf seconden stilstond ten tijde van het ongeval. De bestuurder van de Land Rover was geïrriteerd. Toen verplaatste de Land Rover zich en raakte de Ford.
1.8
In een telefoonnotitie van 11 juli 2019 van een gesprek tussen [gemachtigde] en de bijrijder de heer [bijrijder Ford] is het volgende opgenomen:

Aan de rechterkant van de weg stonden drie auto’s geparkeerd. We kwamen elkaar tegemoet. Wij dachten dat we op tijd waren om de geparkeerde auto’s te passeren en om daarna naar rechts te gaan, zodat er genoeg ruimte zou zijn. Maar tijdens het passeren van de geparkeerde auto’s begon de tegenpartij te seinen met groot licht waardoor wij verblind werden. We zagen toen niets meer, waardoor we niet veilig konden doorrijden. Daarom hebben we de auto op dat moment stilgezet. Daardoor stonden we wel in de weg waardoor de wederpartij niet kon passeren. Het andere voertuig kwam naast ons voertuig tot stilstand. Toen was er veel gevloek en gebaren door de bestuurder van de andere auto naar ons. Op dat moment konden we niet naar voren, want dat paste niet. Wij wilden naar achteren rijden, om de auto meer ruimte te geven. Maar voordat we dat konden doen ging ze al rijden. Ze trok daarbij hard op en raakte ons voertuig.”
1.9
CED Nederland B.V. heeft in haar rapport van 21 februari 2019 de schade aan de Land Rover begroot op een bedrag van € 5.393,24 (inclusief BTW). De kosten voor het opstellen van het rapport betroffen € 82,24.

2.Vordering, grondslag en verweer

2.1
[eiseres] vordert veroordeling van de Staat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 6.322,48, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.393,24 vanaf de schadedatum tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van de Staat in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten.
2.2
[eiseres] legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, het navolgende ten grondslag. De heer [bestuurder Ford] heeft onrechtmatig gehandeld door een geparkeerd voertuig voorbij te rijden op het moment dat [eiseres] hem tegemoet kwam. Hij heeft verzuimd voldoende vrije doorgang te laten voor [eiseres] waardoor er schade is ontstaan aan de voertuigen. Hij heeft geen of onvoldoende voorrang verleend. Deze onrechtmatige daad kan aan de Staat, als eigenaar van de Ford, worden toegerekend. Het gevorderde bedrag bestaat uit de hoofdsom van € 5.393,24, de expertisekosten van € 82,24 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 847,--.
2.3
Gedaagde partij heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna – voor zover van belang – zal worden ingegaan.

3.Beoordeling

3.1
Zoals de Staat terecht heeft opgemerkt, is zij op grond van artikel 17 Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) vrijgesteld van de verplichting tot het sluiten van een verzekering. Voorts is in dat artikel bepaald dat, indien een motorrijtuig waarvoor de vrijstelling geldt, aanleiding geeft tot burgerrechtelijke aansprakelijkheid, de benadeelde jegens de Staat de rechten heeft welke hij overeenkomstig deze wet anders tegenover de verzekeraar zou hebben. Indien [bestuurder Ford] als bestuurder burgerrechtelijk aansprakelijk is voor de schade, dan is de Staat daarvoor dus aansprakelijk op grond van artikel 17 WAM.
3.2
De Staat heeft de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van [bestuurder Ford] evenwel weersproken. Daartoe heeft de Staat aangedragen dat het ongeval is ontstaan door verkeersfouten aan de zijde van de bestuurder, mevrouw [bestuurster Land Rover] . De eerste fout was het seinen met groot licht. Dat heeft een verblindend effect op het tegemoetkomende verkeer. Omdat het groot licht werd gevoerd, heeft de heer [bestuurder Ford] de Ford gestopt. Als er geen groot licht was gevoerd, had hij kunnen doorrijden en had hij de rij geparkeerde auto’s tijdig kunnen passeren. De tweede verkeersfout was dat mevrouw [bestuurster Land Rover] is doorgereden totdat de Land Rover tot stilstand kwam naast de Ford. Ze had in ieder geval moeten vermoeden dat er naast de geparkeerde auto’s onvoldoende ruimte was voor de Land Rover en de Ford om elkaar te passeren. Ze had de Ford ruimte moeten geven om de geparkeerde auto’s te passeren. Tot slot heeft mevrouw [bestuurster Land Rover] een inschattingsfout gemaakt op het moment dat de auto’s naast elkaar tot stilstand kwamen. Ze besloot om toch door te rijden, hoewel er onvoldoende ruimte was. Ze heeft de heer [bestuurder Ford] niet de mogelijkheid gegeven om ruimte te creëren door achteruit te rijden. Door toch door te rijden, heeft mevrouw [bestuurster Land Rover] de schade veroorzaakt.
3.3
Op grond van de verklaringen van de inzittenden van de beide auto’s kan in ieder geval het volgende worden vastgesteld. Beide auto’s reden op de Vaartweg in ’s Gravenmoer in tegengestelde richting. Op de weghelft van de Ford stond gedeeltelijk een aantal auto’s geparkeerd. Ter hoogte van die geparkeerde auto’s was er onvoldoende ruimte voor het tegelijk passeren van de Ford en de Land Rover. De Ford is begonnen met het passeren van de geparkeerde auto’s en is op enig moment gestopt naast de geparkeerde auto’s. Ten tijde van de aanrijding stond de Ford stil. De Land Rover reed ten tijde van de aanrijding ongeveer 10 km/u. Voorafgaand aan de aanrijding heeft mevrouw [bestuurster Land Rover] geseind met het groot licht omdat de Ford in haar ogen ten onrechte geen voorrang verleende.
3.4
Bij die stand van zaken behoeft het toelichting waarom mevrouw [bestuurster Land Rover] niet is gestopt maar is doorgereden. Mevrouw [bestuurster Land Rover] moet zich er immers van bewust zijn geweest dat de auto’s ter plekke elkaar niet konden passeren, terwijl mevrouw [bestuurster Land Rover] in staat moet zijn geweest om voorafgaand aan de botsing de Land Rover tot stilstand te brengen.
3.5
De kantonrechter passeert het betoog van [eiseres] dat de Ford niet lang genoeg zou hebben stil gestaan om de causaliteit te doorbreken tussen de gestelde verkeersfout van de Ford - namelijk het niet verlenen van voorrang - en de aanrijding. Het betoog miskent dat het er niet zozeer om gaat hoe lang de Ford stilstond, maar of mevrouw [bestuurster Land Rover] de keuze kon maken om tijdig te stoppen in plaats van de stilstaande Ford te passeren. Zoals de kantonrechter heeft geoordeeld was het - gelet op de relatief lage snelheid van de Land Rover, de omstandigheid dat mevrouw [bestuurster Land Rover] zich eerder realiseerde dat het passeren van de auto’s ter plaatse niet mogelijk was en het gegeven dat de Ford stilstond op het moment dat de auto’s elkaar passeerden - een keuze van mevrouw [bestuurster Land Rover] om langs de Ford te rijden. Mevrouw [bestuurster Land Rover] lijkt de inschattingsfout te hebben gemaakt, dat zij toch langs de stilstaande Ford kon rijden. Daarop heeft de aanrijding tussen de beide voertuigen plaatsgevonden.
3.6
De conclusie is dan ook dat het ongeval is toe te rekenen aan het handelen van mevrouw [bestuurster Land Rover] – namelijk de eerder genoemde inschattingsfout – en niet het handelen van de heer [bestuurder Ford] , zelfs als ervan wordt uitgegaan dat de heer [bestuurder Ford] ten onrechte niet is gestopt voorafgaand aan de geparkeerde auto’s die zich gedeeltelijk op zijn weghelft bevonden om de Land Rover voorrang te verlenen. De vordering wordt dan ook afgewezen.
3.7
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van eisende partij vastgesteld op € 600,-- als het aan de gemachtigde van eisende partij toekomende salaris, en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis moet zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. D.E. Alink en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2020.