In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 9 april 2020, hebben eisers, twee personen van Turkse nationaliteit, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen, die op 11 september 2018 waren ingediend. De eisers hebben op 17 januari 2020 hun beroepen ingesteld, maar op 11 februari 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvragen ingewilligd. Vervolgens hebben eisers op 18 februari 2020 hun beroepen ingetrokken en verzocht om een veroordeling van de staatssecretaris in de kosten van de procedure, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, maar deze heeft niet gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht. In dit geval zijn de beroepen ingetrokken omdat de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan de eisers, en hebben eisers tegelijkertijd met de intrekking van de beroepen verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het verzoek om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen toegewezen en vastgesteld dat de kosten voor rechtsbijstand in aanmerking komen voor vergoeding. De rechtbank heeft de kosten vastgesteld op € 262,50, gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door rechter J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van griffier N. Joacim. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.