ECLI:NL:RBDHA:2020:3488

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
NL20.254
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking van asielaanvraag

Op 25 april 2018 heeft eiseres, een Iraanse vrouw, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op basis van artikel 28 van de Vreemdelingenwet. Na een lange periode zonder besluit, heeft eiseres op 5 januari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 5 februari 2020 heeft de staatssecretaris alsnog op de aanvraag beslist, waarna eiseres haar beroep op 11 februari 2020 heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft zij verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de kosten van de procedure, zoals geregeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop de staatssecretaris op 2 maart 2020 heeft gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kan worden toegewezen wanneer het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroep. De staatssecretaris heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 262,50. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep is ingetrokken omdat de staatssecretaris aan eiseres tegemoet is gekomen en heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten toegewezen. De kosten zijn vastgesteld op € 262,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand in de procedure.

De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten tot het genoemde bedrag. Deze uitspraak is gedaan door rechter J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van griffier N. Joacim, op 9 april 2020. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.254

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2020 in de zaak tussen

[eiseres]geboren op [geboortedatum] , van Iraanse nationaliteit, eiseres, V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. F. Khodojoo-Aziz Maleki),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 25 april 2018 heeft eiseres een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet ingediend.
Op 5 januari 2020 is bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op deze aanvraag.
Op 5 februari 2020 heeft verweerder alsnog op de aanvraag beslist.
Het beroep is bij brief van 11 februari 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 19 februari 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft op 2 maart 2020 gereageerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. Bij brief van 2 maart 2020 heeft verweerder aangegeven bereid te zijn de proceskosten in onderhavige procedure te vergoeden tot een bedrag van € 262,50.
4. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiseres en dat tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
5. De rechtbank ziet aanleiding het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe te wijzen.
6. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 262,50 in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor licht).

BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 262,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.
De uitspraak is gedaan op 9 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.