ECLI:NL:RBDHA:2020:3488
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Janse van Mantgem
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking van asielaanvraag
Op 25 april 2018 heeft eiseres, een Iraanse vrouw, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op basis van artikel 28 van de Vreemdelingenwet. Na een lange periode zonder besluit, heeft eiseres op 5 januari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 5 februari 2020 heeft de staatssecretaris alsnog op de aanvraag beslist, waarna eiseres haar beroep op 11 februari 2020 heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft zij verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de kosten van de procedure, zoals geregeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop de staatssecretaris op 2 maart 2020 heeft gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kan worden toegewezen wanneer het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroep. De staatssecretaris heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 262,50. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep is ingetrokken omdat de staatssecretaris aan eiseres tegemoet is gekomen en heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten toegewezen. De kosten zijn vastgesteld op € 262,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand in de procedure.
De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten tot het genoemde bedrag. Deze uitspraak is gedaan door rechter J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van griffier N. Joacim, op 9 april 2020. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.