ECLI:NL:RBDHA:2020:3487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
NL20.2720
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking van beroep inzake verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft eiser, een Chinese nationaliteit, op 28 mei 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet. Na het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft eiser op 31 januari 2020 beroep ingesteld. Op 18 maart 2020 heeft de staatssecretaris alsnog op de aanvraag beslist, waarna het beroep op 31 maart 2020 is ingetrokken. Tegelijkertijd heeft eiser verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de kosten van de procedure, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop de staatssecretaris op 2 april 2020 heeft gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat het Besluit proceskosten bestuursrecht nadere regels stelt over de kosten en de wijze van vaststelling. In dit geval is het beroep ingetrokken omdat de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan eiser, en is er een verzoek gedaan om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen. De staatssecretaris heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 262,50. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek om veroordeling in de proceskosten toewijsbaar is, en heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van dit bedrag, dat betrekking heeft op beroepsmatige rechtsbijstand.

De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.2720

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedatum] , van Chinese nationaliteit, eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 28 mei 2019 heeft eiser een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet ingediend.
Op 31 januari 2020 is bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op deze aanvraag.
Op 18 maart 2020 heeft verweerder alsnog op de aanvraag beslist.
Het beroep is bij brief van 31 maart 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 31 maart 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft op 2 april 2020 gereageerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. Bij brief van 2 april 2020 heeft verweerder aangegeven bereid te zijn de proceskosten in onderhavige procedure te vergoeden tot een bedrag van € 262,50.
4. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser en dat tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
5. De rechtbank ziet aanleiding het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe te wijzen.
6. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 262,50 in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor licht).

BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 262,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.
De uitspraak is gedaan op 9 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.