ECLI:NL:RBDHA:2020:3484

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
NL19.31777
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit staatssecretaris Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft verzoeker 2, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank die zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank had op 27 februari 2020 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. Verzoeker 2 had op 11 juni 2019 een aanvraag ingediend en op 10 december 2019 de staatssecretaris in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris nog niet ingebreke was om te beslissen op de aanvraag.

In het verzet voerde verzoeker aan dat het indienen van een prematuur ingebrekestelling niet zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van zijn beroep. Hij stelde dat de ingebrekestelling bedoeld is om het bestuursorgaan de kans te geven alsnog te beslissen, en dat de wettelijke termijn van twee weken inmiddels was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris op het moment van de ingebrekestelling nog niet in gebreke was en dat verzoeker 2 een ingebrekestelling had moeten indienen die voldeed aan de wettelijke vereisten.

De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak werd gedaan op 9 april 2020 door rechter mr. E.J. van Keken, in aanwezigheid van griffier N. Joacim. Vanwege de coronamaatregelen werd de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.31777 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

Mohammad [verzoeker 2] (hierna: [verzoeker 2] ), geboren op [geboortedatum] ,

van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.A. Krikke),

Procesverloop

[verzoeker 2] heeft tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris) op zijn aanvraag van 11 juni 2019 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 27 februari 2020 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
[verzoeker 2] heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de staatssecretaris nog niet ingebreke was te beslissen op de aanvraag toen [verzoeker 2] hem op 10 december 2019 ingebreke stelde.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend de buitenzittingsuitspraak. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. [verzoeker 2] voert in verzet aan dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [verzoeker 2] meent dat ook als hij prematuur een ingebrekestelling zou hebben ingediend het doel van die regeling maakt dat zijn beroep toch ontvankelijk moet worden geacht. Hij meent dat een ingebrekestelling is bedoeld het bestuursorgaan nog enige tijd te gunnen om alsnog te beslissen, anders heeft een ingebrekestelling geen zin. Ter wille van de duidelijkheid is de termijn gefixeerd op twee weken. Echter inmiddels zijn meer dan twee weken verstreken sinds het moment van de ingebrekestelling en de staatssecretaris heeft nog steeds niet beslist op de aanvraag van [verzoeker 2] . Ook is er nog geen algemene asielprocedure (AA) aangevangen. De staatssecretaris heeft geen uitleg gegeven waarom de besluitvorming zo lang op zich laat wachten, noch heeft de staatssecretaris aangegeven wanneer [verzoeker 2] een besluit kan verwachten.
3. Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, van de Awb dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn.
4. Ingevolge artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
5. Gelet op het voorgaande had verweerder uiterlijk op 10 december 2019 op de aanvraag moeten beslissen.
6. De rechtbank stelt voorts vast dat [verzoeker 2] de staatsecretaris bij brief van 10 december 2019 heeft meegedeeld dat hij in gebreke is.
7.Vaststaat dat de staatssecretaris op 10 december 2019 nog niet ingebreke was om te beslissen op de aanvraag. Het staat de rechtbank niet vrij om van wettelijke termijnen af te wijken. Hetgeen Al-Nassar heeft aangevoerd maakt niet dat de wettelijk voorgeschreven termijn niet in acht genomen hoeft te worden bij het instellen van een beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen. Ook de stelling dat er inmiddels meer dan twee weken zijn verstreken sinds het moment van de ingebrekestelling en de staatssecretaris nog niet heeft beslist op de aanvraag van [verzoeker 2] maakt het vorenstaande niet anders. [verzoeker 2] had in dat geval een ingebrekestelling kunnen versturen die wel aan de wettelijke vereisten voldoet.
8. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 9 april 2020 door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.