Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[naam] en [naam] ,
[naam],
[naam]en
[naam]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een groep Albanese eisers. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard. De eisers, die stelden de Albanese nationaliteit te bezitten, hadden op 19 februari 2020 asiel aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Albanië als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de eisers geen recente medische gegevens konden overleggen die hun situatie zouden onderbouwen, en dat de staatssecretaris daarom geen toepassing kon geven aan artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw), dat uitstel van vertrek om medische redenen mogelijk maakt.
De eisers voerden aan dat de medische zorg beperkt toegankelijk was door de uitbraak van het Coronavirus, waardoor zij geen medische stukken konden overleggen. De rechtbank stelde vast dat, ondanks de coronamaatregelen, de eisers geen recente medische informatie hadden ingediend die hun gezondheidssituatie zou kunnen onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in dit geval niet verplicht was om uitstel van vertrek te verlenen. De rechtbank benadrukte dat zodra de eisers in het bezit zijn van de benodigde medische stukken, zij opnieuw een verzoek om uitstel van vertrek kunnen indienen.
De rechtbank concludeerde dat het onthouden van een vertrektermijn aan de eisers in overeenstemming was met het beleid van de staatssecretaris en dat de eisers zich onmiddellijk naar Albanië moeten begeven zodra dat mogelijk is. De rechtbank wees ook op het feit dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier M. van Andel, en werd openbaar gemaakt op 15 april 2020.