Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Verweerder heeft de aanvraag in eerste instantie afgewezen, omdat deze niet is ingediend binnen drie maanden na de dag waarop de verblijfsvergunning is verleend aan referent.
Bij uitspraak van 20 december 2018 heeft deze rechtbank en zittingsplaats overwogen dat verweerder de overschrijding van de nareistermijn ten onrechte niet verschoonbaar heeft geacht en is verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Daarnaast volgt uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 12 april 2018 in arrest A. en S. (ECLI:EU:C:2018:248) dat het peilmoment voor het recht op gezinshereniging op grond van artikel 10, derde lid, aanhef en onder a, van de Gezinsherenigingsrichtlijn het moment is dat een alleenstaande minderjarige zijn asielaanvraag doet. Nu referent zijn asielprocedure als alleenstaande minderjarige heeft doorlopen, is zijn recht op gezinshereniging op grond van artikel 10, derde lid, aanhef en onder a, van de Gezinsherenigingsrichtlijn vast komen te staan.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op € 174,- te betalen aan eiser als vergoeding voor het betaalde griffierecht;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 1.050,- te betalen.