ECLI:NL:RBDHA:2020:3363

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
NL20.6971
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een eiser van Jordaanse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 18 februari 2020 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft partijen gevraagd om schriftelijk hun beroepsgronden en verweer in te dienen, gezien de ontwikkelingen rondom het coronavirus. Op 24 maart 2020 heeft verweerder de maatregel van bewaring opgeheven, maar eiser heeft zijn beroep voortgezet, stellende dat de maatregel onrechtmatig was.

De rechtbank heeft overwogen dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de maatregel van bewaring was opgeheven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring tot het sluiten van het onderzoek rechtmatig was, maar dat de vraag blijft of de voortduring van de maatregel onrechtmatig was. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder eerder had moeten concluderen dat er geen zicht op uitzetting was, maar de rechtbank oordeelt dat er op het moment van opheffing van de maatregel nog steeds zicht op uitzetting was, ondanks de tijdelijke belemmeringen door de coronamaatregelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Schaap-Huijsmans, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.6971

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 18 februari 2020 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hier op 20 maart 2020 op gereageerd.
Verweerder heeft de bewaring op 24 maart 2020 opgeheven.
De rechtbank heeft partijen op 25 maart 2020 in verband met de ontwikkelingen rondom het coronavirus gevraagd om de beroepsgronden en het verweer zoveel mogelijk schriftelijk in te dienen. De rechtbank heeft partijen daarnaast gevraagd zich telefonisch beschikbaar te houden op het moment van de zitting.
Eiser heeft op 25 maart 2020 gereageerd op de opheffing van de bewaring en zijn beroepsgronden ingediend.
Verweerder heeft op 24 en 26 maart 2020 zijn reactie ingediend.
Partijen hebben aangegeven dat de zaak schriftelijk kan worden afgedaan. De rechtbank heeft vervolgens, omdat zij geen nadere vragen aan partijen had, besloten het onderzoek te sluiten op 30 maart 2020.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Jordaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 5 maart 2020 (in de zaak NL20.4459) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder eerder tot het inzicht had moeten komen dat de voortduring van de maatregel onrechtmatig was. Uit verweerders schrijven van 24 maart 2020 kan worden afgeleid dat verwijdering binnen een redelijke termijn niet mogelijk was, anders zou de maatregel niet zijn opgeheven. De verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 19 maart 2020 (NL20.6032) gaat niet op, omdat deze uitspraak inmiddels niet actueel meer is doordat er sinds deze week nieuwe maatregelen van kracht zijn geworden. Reizen is nu vrijwel onmogelijk geworden. Van een tijdelijke belemmering is geen sprake, omdat reizen naar het buitenland naar het zich laat aanzien in ieder geval tot 1 juni 2020 niet mogelijk is. Dat is nog ruim twee maanden. Eiser heeft dan ook op juiste gronden beroep ingesteld, omdat anders de maatregel nog niet zou zijn opgeheven. Zijn beroep moet dan ook gegrond worden verklaard en eiser komt schadevergoeding toe vanaf het indienen van het beroepschrift.
4.1
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de schriftelijke reactie van 24 maart 2020 van verweerder blijkt dat de maatregel op 24 maart 2020 op grond van een belangenafweging is opgeheven en niet omdat er op dat moment geen zicht op uitzetting was. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat door de toezegging van de Jordaanse autoriteiten voor verstrekking van een laissez-passer er steeds zicht op uitzetting van eiser is blijven bestaan. Dat eiser vanwege sluiting van het luchtruim door Jordanië op het moment van opheffing van de maatregel van bewaring niet kon worden uitgezet, maakt niet dat niet langer sprake was van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Daarbij is van belang dat de maatregelen die door Nederland en andere landen, zoals Jordanië, zijn getroffen in verband met de bestrijding van het coronavirus van tijdelijke aard zijn. Er is dus slechts sprake van een tijdelijke belemmering voor uitzetting. Dat op het moment van opheffing van de maatregel van bewaring vanwege die tijdelijke belemmeringen nog niet vast stond op welke termijn eiser kon worden uitgezet, maakt dit niet anders. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Schaap-Huijsmans, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.