In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een deelgeschilprocedure, heeft verzoeker, een zelfstandige kraanmachinist, een verzoek ingediend tegen zijn verzekeraar Unigarant N.V. naar aanleiding van een kop-staartbotsing op 8 mei 2017. Verzoeker heeft Unigarant aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval, waarbij hij stelt dat hij niet adequaat is gecompenseerd voor zijn schade, ondanks de uitbetaalde voorschotten van € 49.000,--. De rechtbank heeft de procedure in twee delen behandeld: het deelgeschil en de voorlopige deskundigenberichten. In het deelgeschil verzocht verzoeker de rechtbank om te verklaren dat het staken van de actieve behandeling door Unigarant onredelijk was en om de verzekeraar te verplichten de onderhandelingen voort te zetten. Unigarant verweerde zich door te stellen dat er geen vertrouwensbasis meer was om de onderhandelingen voort te zetten, onderbouwd met twijfels over de juistheid van de verklaringen van verzoeker. De rechtbank oordeelde dat de verzoeken van verzoeker niet konden bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst en wees deze af.
Daarnaast verzocht verzoeker om twee voorlopige deskundigenberichten, maar ook dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verzoeker onvoldoende medische en feitelijke informatie had verstrekt om de gevraagde expertises zinvol te laten plaatsvinden. De rechtbank concludeerde dat de verzoeken van verzoeker zowel in het deelgeschil als in de voorlopige deskundigenberichten niet toewijsbaar waren, en wees deze af.