ECLI:NL:RBDHA:2020:3190

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
20/1662
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bijstandsaanvraag en besluitvorming

Op 9 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. S. Karkache, en het college van burgemeester en wethouders van Gouda, vertegenwoordigd door J.M. Stedelaar. Verzoekers hadden bezwaar gemaakt tegen een brief van 29 januari 2020, waarin hen werd gevraagd om bepaalde stukken mee te nemen naar een afspraak op 5 februari 2020. De brief stelde dat als verzoekers dit niet of niet volledig deden, hun aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (Pw) niet zou worden behandeld. Verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij meenden dat de brief een besluit was waartegen bezwaar mogelijk was.

De voorzieningenrechter overwoog dat de brief van 29 januari 2020 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De brief was niet gericht op enig rechtsgevolg en betrof enkel een verzoek om aanvullende informatie. Aangezien er nog geen besluit op de aanvraag om bijstandsuitkering was genomen, was er geen aanleiding voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar tegen de brief kennelijk ongegrond was en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.

De uitspraak werd gedaan zonder openbare zitting, als gevolg van de coronamaatregelen. De voorzieningenrechter gaf aan dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden en dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd zo snel mogelijk gepubliceerd op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1662

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 april 2020 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers(gemachtigde: mr. S. Karkache),

en

het college van burgemeester en wethouders van Gouda, verweerder(gemachtigde: J.M. Stedelaar).

Procesverloop

Bij brief van 29 januari 2020 heeft verweerder verzoekers gevraagd om voor de afspraak van 5 februari 2020 een aantal in die brief met name genoemde stukken mee te nemen. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat wanneer verzoekers dit niet, of niet volledig doen, hun aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (Pw) niet zal worden behandeld.
Verzoekers hebben tegen de brief van 29 januari 2020 bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter bij aparte brief van 26 februari 2020 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet in deze zaak op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting. Dat kan volgens deze bepaling onder meer indien het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is.
2. Bezwaar en beroep ingevolge de Awb, en dus ook een verzoek om voorlopige voorziening, zijn alleen mogelijk indien sprake is van een besluit zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
3. Verzoekers vragen om een voorlopige voorziening naar aanleiding van verweerders brief van 29 januari 2020. Verzoekers hebben tegen deze brief bezwaar gemaakt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze brief geen besluit is. Verzoekers hebben een aanvraag om bijstand ingediend. Verweerder heeft hen in de brief van 29 januari 2020 gevraagd om hun aanvraag met een aantal met name genoemde stukken aan te vullen en deze mee te nemen naar de afspraak van 5 februari 2020. Verweerder heeft verzoekers ook geïnformeerd dat, indien zij dit niet, of niet volledig doen, hun aanvraag om bijstand niet zal worden behandeld. Verweerder heeft met de brief van 29 januari 2020 nog geen besluit op de aanvraag van verzoekers genomen. Deze brief is niet gericht op enig rechtsgevolg en daarom geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
4. Het bezwaar tegen de brief van 29 januari 2020 heeft geen enkele kans van slagen. Verweerder zal het bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren. Nu er nog geen sprake is van een besluit op de aanvraag om een bijstandsuitkering dat onderwerp kan zijn van heroverweging in een bezwaarprocedure, bestaat er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom als kennelijk ongegrond af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is op 9 april 2020 gedaan door mr. C.J. Waterbolk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
de griffier is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.