ECLI:NL:RBDHA:2020:3187
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Buitenlandbijdrage Zvw; CAK heeft terecht het bedrag dat eiser van de Belastingdienst heeft teruggekregen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een in Frankrijk woonachtige Nederlander, en het Centraal Administratiekantoor (CAK) over de buitenlandbijdrage ingevolge de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het zorgjaar 2016. Eiser ontving een pensioen en had recht op zorg in Frankrijk, waarvoor hij een buitenlandbijdrage verschuldigd was. Het CAK had deze bijdrage vastgesteld op € 2.947,44, waarvan eiser nog € 1.074,42 moest betalen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het CAK verklaarde dit bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser als verdragsgerechtigde een buitenlandbijdrage verschuldigd is, maar dat de door Centraal Beheer aan de Belastingdienst afgedragen Zvw-bijdrage niet in mindering kan worden gebracht op de buitenlandbijdrage. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst en het CAK twee verschillende bestuursorganen zijn, en dat de teruggave van de Zvw-bijdrage door de Belastingdienst geen invloed heeft op de verplichting van eiser om de buitenlandbijdrage te betalen. Eiser's beroep op het vertrouwensbeginsel werd verworpen, omdat er geen toezeggingen van het CAK waren gedaan die hem zouden kunnen doen geloven dat hij het bedrag niet hoefde te betalen.
De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor deze niet op een openbare zitting kon worden uitgesproken, maar later gepubliceerd zou worden op rechtspraak.nl.