ECLI:NL:RBDHA:2020:3136
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsdocument EU/EER op basis van onvoldoende onderbouwing van zorgrelatie met kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Nigeriaanse man met een verblijfsvergunning voor Spanje, had de aanvraag ingediend om bij zijn kinderen in Nederland te kunnen verblijven. De kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit en zijn afhankelijk van hun vader. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet had aangetoond dat zijn kinderen de EU zouden moeten verlaten als hij geen verblijfsrecht in Nederland zou krijgen.
Eiser heeft tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hij heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 7 februari 2020 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank overweegt dat het aan eiser is om gegevens te verstrekken die aantonen dat zijn kinderen de EU zouden moeten verlaten. Eiser heeft echter geen relevante informatie of bewijsstukken overgelegd die deze claim onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft voldaan aan zijn verplichting om gegevens te verschaffen en dat de staatssecretaris terecht de aanvraag heeft afgewezen. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.