Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Naar aanleiding van het bezwaar is eiser op 10 maart 2019 gehoord op de Nederlandse vertegenwoordiging in Khartoem, Sudan. Op 2 juli 2019 heeft een hoorzitting plaatsgevonden waarbij referente is gehoord.
Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd welke bewijswaarde hij aan de huwelijksakte heeft toegekend. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 16 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1509) is verweerder niet gehouden om een kerkelijke huwelijksakte zonder meer te beschouwen als bewijs van een rechtsgeldig huwelijk. Nu Bureau Documenten de overgelegde huwelijksakte ook niet op echtheid kan beoordelen, heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom de huwelijksakte als indicatief bewijs voor het bestaan van het huwelijk wordt aangemerkt. De beroepsgrond slaagt niet.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd dat de verklaringen van eiser en referent over de datum van de bloedtest tegenstrijdig zijn en dat dat aan eiser en referente kan worden tegengeworpen. Uit het gehoor van referente blijkt immers dat zij meerdere malen aangeeft niet precies te weten wanneer de test heeft plaatsgevonden. Na vijf vragen in dat verband geeft zij aan dat zij denkt dat het één à twee weken voor het huwelijk is geweest. Verweerder had deze verklaring niet zonder meer als tegenstrijdigheid kunnen tegenwerpen. Dat eiser en referente hierover gelijkluidend hadden moeten verklaren, omdat het de eerste echte ontmoeting tussen eiser en referente zou betreffen, doet hier niet af.
Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat eiser en referent tegenstrijdig hebben verklaard over het samenwonen tijdens de wittebroodsweken. Eiser en referent hebben gelijkluidend en gedetailleerd verklaard over vele onderdelen die zien op deze periode, waaronder over de aanwezige meubels in de door eiser en referente bewoonde kamer en de dieren op het erf. Uit de toelichting van eiser blijkt dat tijdens de gehoren de woorden kamers en huizen door elkaar zijn gebruikt. Met eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder daarom niet kan tegenwerpen dat eiser en referent verschillend hebben verklaard over de hoeveelheid huisjes of kamers op het erf waar zij tijdens de wittebroodsweken hebben samengewoond. Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de verklaringen over de werkzaamheden van eiser tijdens het samenwonen tijdens de wittebroodsweken tegenstrijdig worden geacht. Uit de vraag die aan eiser is gesteld, is niet op te maken of eisers verklaring over zijn werkzaamheden ziet op de periode van samenwonen tijdens de wittebroodsweken of op het samenwonen tijdens de wittebroodsweken en daarna. Tevens heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat de verklaringen over de plannen van samenwonen in een aparte woning tegenstrijdig zijn. Immers blijkt uit de verklaringen niet dat er sprake was van een vastgesteld plan tussen eiser en referente en geeft eiser in zijn verklaringen aan dat hij het heeft over zijn (en niet hun gezamenlijke) plannen. Ten slotte geeft het bestreden besluit ten aanzien van de verklaringen van referente over de verblijfplaats en recente omstandigheden van eiser onvoldoende rekenschap van de persoonlijke omstandigheden van referente. Deze verklaringen, als ook de verklaringen over de schoolgang van eiser, zien bovendien niet op de onderwerpen huwelijksdag en wittebroodsweken.
Beslissing
Deze uitspraak is gedaan op 2 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.