ECLI:NL:RBDHA:2020:3119
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek om hoger militair invaliditeitspensioen en de zorgvuldigheid van de besluitvorming
In deze zaak heeft eiser, geboren op 2 januari 1958, een verzoek ingediend voor een hoger militair invaliditeitspensioen, dat door de staatssecretaris van Defensie was afgewezen. Eiser had in 1979 tijdens zijn militaire dienst een dienstongeval opgelopen, wat leidde tot operaties aan zijn rechter onderbeen. De mate van invaliditeit was in eerdere beoordelingen vastgesteld op 40%. Eiser heeft in 2017 een verzoek ingediend voor een hoger pensioen, omdat hij stelde dat zijn klachten waren verergerd. De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen, wat eiser heeft aangevochten in beroep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de incontinentieklachten van eiser, die volgens eiser gerelateerd zijn aan het dienstongeval. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris, gezien de argumenten van eiser en het beginsel van equality of arms, aanvullend onderzoek had moeten verrichten voordat op het bezwaar werd beslist. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere argumenten van eiser in acht moeten worden genomen.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, die in totaal € 1.068,40 bedragen. De uitspraak is gedaan op 24 maart 2020, en als gevolg van de coronamaatregelen is deze niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra mogelijk.