ECLI:NL:RBDHA:2020:3109
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid voorzieningenrechter in zaak inzake invordering rijbewijs en buitengebruikstelling kenteken onder WAHV
Op 31 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, die haar rijbewijs had ingevorderd gekregen, een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend. Verzoekster had op 10 maart 2020 vernomen dat haar rijbewijs was ingevorderd op basis van artikel 28a van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV) of dat het kenteken van haar auto buiten gebruik was gesteld op basis van artikel 28b van de WAHV. Hiertegen had zij bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek gesloten op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat betekent dat er uitspraak wordt gedaan zonder onderzoek ter zitting.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek zich richt tegen een invordering van het rijbewijs en dat er geen beroep kan worden ingesteld tegen besluiten die zijn genomen op grond van de WAHV, zoals bepaald in artikel 8:5, eerste lid, van de Awb. De beoordeling van het verzoek valt onder de bevoegdheid van de kantonrechter, waardoor de voorzieningenrechter zich onbevoegd heeft verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. A. Badermann. Vanwege de coronamaatregelen is de beslissing niet op een openbare zitting uitgesproken, maar zal deze later alsnog worden gedaan. Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.