ECLI:NL:RBDHA:2020:3071
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en zicht op uitzetting in het kader van de Vreemdelingenwet 2000 tijdens de coronamaatregelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een eiser, die stelt de Egyptische nationaliteit te hebben. De maatregel van bewaring was op 21 februari 2020 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Eiser verzocht om schadevergoeding en stelde dat er sinds 16 maart 2020 geen zicht meer was op uitzetting vanwege de coronamaatregelen, die het luchtruim van Egypte sloten en de afhandeling van laissez-passer aanvragen belemmerden. De rechtbank heeft partijen gevraagd om schriftelijk hun beroepsgronden en verweer in te dienen, en heeft hen telefonisch gehoord op 30 maart 2020.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was bevonden, en dat de huidige situatie moet worden beoordeeld op basis van de ontwikkelingen sinds het sluiten van het eerdere onderzoek. De rechtbank concludeert dat, hoewel er momenteel geen directe mogelijkheid is om naar Egypte te vliegen, de uitzettingsbelemmeringen tijdelijk zijn. Eiser heeft de plicht om actief mee te werken aan het verkrijgen van de benodigde documenten voor zijn uitzetting. De rechtbank oordeelt dat er nog steeds zicht op uitzetting is, en dat eiser zelf de duur van de maatregel kan verkorten door zijn medewerking te verlenen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.