ECLI:NL:RBDHA:2020:3036
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met schorsing van rechtsgevolgen van het primaire besluit
Op 1 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bezwaar heeft gemaakt. Dit besluit, genomen op 20 januari 2020, hield in dat de aan verzoeker verleende verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd werd ingetrokken en dat hij Nederland en de Europese Unie onmiddellijk diende te verlaten. Tevens werd er een zwaar inreisverbod van 10 jaar opgelegd. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij de behandeling van het bezwaar niet in Nederland mocht afwachten.
De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat de staatssecretaris zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. Gezien de omstandigheden en de betrokken belangen, heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek toe te wijzen. Dit houdt in dat de rechtsgevolgen van het primaire besluit, inclusief het terugkeerbesluit en het inreisverbod, worden geschorst tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist. Hierdoor heeft verzoeker gedurende deze periode rechtmatig verblijf in Nederland.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 525,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht, aangezien het verzoek om vrijstelling van het griffierecht is toegewezen. De uitspraak is gedaan zonder dat partijen op een zitting zijn uitgenodigd, omdat de voorzieningenrechter het verzoek kennelijk gegrond achtte.