ECLI:NL:RBDHA:2020:3021
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en procesbelang in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Eritrese nationaliteit, had op 25 augustus 2016 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd voor het eerst afgewezen op 9 januari 2017, maar na vernietiging van dat besluit door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, werd verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Verweerder heeft uiteindelijk op 13 augustus 2019 de asielaanvraag opnieuw afgewezen, hetgeen leidde tot het onderhavige beroep.
Tijdens de zitting op 10 maart 2020 heeft de rechtbank geconstateerd dat eiser sinds het instellen van het beroep op 4 september 2019 geen contact meer heeft gehad met zijn gemachtigde en Nederland heeft verlaten om asiel aan te vragen in Frankrijk. Dit leidde tot de vraag of eiser nog belang had bij de behandeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit. De rechtbank oordeelde dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op de asielrechtelijke bescherming in Nederland, gezien zijn vertrek en het ontbreken van communicatie met zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is vanwege het ontbreken van procesbelang. De gemachtigde van eiser had geen argumenten kunnen aandragen die deze conclusie konden weerleggen. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, en is bekendgemaakt op een later moment, aangezien de uitspraak niet openbaar kon worden gedaan vanwege de coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.