Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[MNP] B.V., te [plaats 1] ,
[PP Beheer] B.V., te [plaats 1] ,
[ACP Beheer] B.V., te [plaats 1] ,
[gedaagde sub 4], te [plaats 1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 mei 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 21 augustus 2019 waarin een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 januari 2020.
2.De feiten
[PP] -groep
€ 122.500.000,-. Tussen MNP en (de familie van) [X] bestaat een geschil over de vraag of tussen hen in december 2014 een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Zij hebben hierover verschillende procedures gevoerd. Op grond van een vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft MNP de N-certificaten in 2017 geleverd aan (de familie van) [X] . Ten tijde van de levering heeft (de familie van) [X] beslag gelegd onder de notaris, dit voor het geval mocht komen vast te staan dat de koop ongeldig is en de koopsom aan (de familie van) [X] terugbetaald moet worden.
Het punt op de horizon voor [A] is dat hij uiteindelijk zelf in de vennootschap de zeggenschap wil hebben/krijgen over wat hij voelt als zijn aandeel in het vermogen dat nu nog in MNP Beheer zit.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Voldaan aan de voorwaarden van artikel 2:343 BW?
De lezing van MNP roept naar het oordeel van de rechtbank vraagtekens oproept. Ook als [bestuurder 1] en mr. Schepel 25 minuten te laat waren, is het op zijn minst opmerkelijk dat zij geen van de overige aandeelhouders tegen het lijf zijn gelopen. Dat zou namelijk betekenen dat de vergadering in die betreffende 25 minuten geheel is afgewikkeld en dat alle aandeelhouders alweer vertrokken waren voordat [bestuurder 1] en mr. Schepel in de buurt waren. Bovendien moet om 20:06 uur vanaf een andere locatie, door het bestuur of één van de andere ter vergadering aanwezigen, zijn gemaild dat de vergadering al ten einde was. Dit komt de rechtbank onwaarschijnlijk voor. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het er alle schijn van dat de vertegenwoordiging van DPB (opnieuw) buiten de vergadering – en daarmee buiten de besluitvorming – is gehouden.
“Wij zijn voor de boeren en de visboeren. Wij gaan Nederland hervormen”,aldus [Y] ter zitting. Gelet op deze activiteiten, die op het eerste gezicht wat wezensvreemd overkomen voor een vennootschap die zich erop zou richten familievermogen te beheren, mocht DPB verwachten dat zij naar aanleiding van haar vragen nadere informatie zou krijgen. Dat klemt temeer nu, zoals tijdens de comparitie bevestigd werd, DPB het met deze activiteiten van (of namens het bestuur van) MNP niet eens is.
Ook de vordering gericht tegen MNP is – in beginsel, maar minder vergaand dan DPB heeft gevorderd – toewijsbaar. Maar nog wel moet de vraag worden beantwoord of de uitkeringstest niet aan toewijzing jegens MNP in de weg staat. Daar gaat de rechtbank hierna op in.
€ 20.000.000 dat (de familie van) [X] op de koopprijs mocht inhouden, zoals bepaald in het vonnis van de voorzieningenrechter van 1 maart 2017) staat, voor zover de rechtbank bekend, op de derdenrekening van de notaris. Dat de N-certificaten niet meer als vaste activa op de jaarrekening staan vermeld, is op zich juist. Daar staat echter tegenover dat het eigen vermogen van MNP met de ontvangen koopsom voor de N-certificaten evenredig is toegenomen. Dit is in de jaarrekening echter niet terug te zien. Als deze koopsom bij het eigen vermogen wordt opgeteld, wordt de uitkeringstoets van artikel 2:207 BW probleemloos doorstaan. Te meer nu MNP geen wettelijke of statutaire reserves aan hoeft te houden. Zo nodig, moet een deskundige hierover oordelen, aldus nog steeds DPB.