Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 maart 2020 in de zaak tussen
[verzoeker] ,
Procesverloop
Overwegingen
Beoordeling van het verzoek
1 (http://pi.rechtspraak.minjus.nl/).
Rechtbank Den Haag
Op 24 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een Indiase verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de opvang van vreemdelingen tijdens de coronamaatregelen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 6 maart 2020, waarin zijn aanvraag voor toelating tot de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) werd afgewezen. De verzoeker stelde dat hij geen middelen van bestaan had en vroeg de rechtbank om hem geen griffierecht in rekening te brengen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om geen griffierecht in rekening te brengen gehonoreerd, maar kwalificeerde het verzoek om een ordemaatregel als een regulier verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. De rechter benadrukte dat zijn oordeel voorlopig is en de rechtbank in een bodemgeding niet bindt. De voorzieningenrechter overwoog dat de verzoeker recht heeft op opvang op basis van het Convenant Pilot LVV, maar dat de toetsing aan dit beleid marginaal is. Aangezien India als veilig land wordt beschouwd, is het College niet verplicht om de verzoeker opvang te bieden.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat de verzoeker zich voor opvang moet wenden tot de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, in aanwezigheid van griffier R.E. Toonen, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.