ECLI:NL:RBDHA:2020:2985

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
NL20.926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag op basis van geloofsgroei en bekering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Iraanse vrouw, had een opvolgende asielaanvraag ingediend op basis van een vermeende intensivering van haar geloof in het christendom. De staatssecretaris had deze aanvraag echter niet-ontvankelijk verklaard en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiseres stelde dat haar geloof was verdiept en dat zij actiever was geworden in de kerk en op sociale media. Tijdens de zitting op 29 januari 2020 werd de zaak geschorst om een bekeringscoördinator te raadplegen, zoals vereist volgens de Werkinstructie 2019/18 Bekeerlingen. Na de schorsing heeft de staatssecretaris de zaak opnieuw beoordeeld, maar de rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende nieuwe elementen had aangedragen die haar aanvraag konden onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de eerdere afwijzing van haar asielaanvraag, waarin haar bekering als ongeloofwaardig werd beschouwd, nog steeds van toepassing was. Eiseres had niet overtuigend aangetoond dat er sprake was van een wezenlijke verandering in haar situatie of geloofsovertuiging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.926

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.W. Kreumer).

ProcesverloopBij besluit van 13 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft verweerder aan eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.927, plaatsgevonden op 29 januari 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk was aanwezig S.L. Moallemzadeh. Tevens waren aanwezig toeschouwers uit de Lucaskerk te [plaats 1] , waaronder predikant [A] .
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen de zaak van eiseres aan een bekeringscoördinator voor te leggen, als bedoeld in de Werkinstructie 2019/18 Bekeerlingen (WI 2019/18).
Verweerder heeft bij brief van 18 februari 2020 een reactie ingediend. Op 2 maart 2020 heeft eiseres hierop gereageerd. Partijen hebben toestemming gegeven voor het achterwege laten van een nadere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 10 maart 2020.

Overwegingen

1.1
Eiseres stelt de Iraanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1970.
1.2
Eiseres heeft eerder, op 15 december 2016, een asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij in Iran bekeerd is tot het christendom. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 15 februari 2017 afgewezen. Het hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 20 maart 2017 (AWB 17/3944) gegrond verklaard en is het besluit van 15 februari 2017 vernietigd.
Bij besluit van 21 maart 2018 heeft verweerder de aanvraag alsnog afgewezen. Verweerder heeft geoordeeld, voor zover hier van belang, dat er geen sprake is van een oprechte bekering. Het hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 15 mei 2018 (NL18.6735) ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank van 15 mei 2018 bevestigd. Hiermee is in rechte vast komen te staan dat de gestelde bekering tot het christendom ongeloofwaardig is.
2. Op 15 oktober 2019 heeft eiseres de onderhavige asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft aan deze opvolgende aanvraag ten grondslag gelegd dat haar geloof is verdiept en dat er sprake is van geloofsgroei. Eiseres heeft verklaard dat zij vroeger verlegen was en niet over haar geloof durfde te praten uit angst, maar dat zij langzamerhand heeft geleerd haar angst te overwinnen en in de kerk en in de maatschappij over haar geloof te praten. Een keer in een kerk in [plaats 2] ervoer eiseres de kracht om voor publiek openlijk te bidden. Eiseres is actiever geworden in de kerk en haar denkwijze is veranderd. Eiseres is behulpzamer geworden. Als ze iemand in nood ziet helpt ze. Haar enthousiasme is gegroeid, eiseres praat graag over haar geloof en gaat met veel enthousiasme aan de slag met evangeliseren. Eiseres leest elke dag de Bijbel en neemt deel aan (Bijbel)bijeenkomsten en een vrouwengroep. Eiseres is actiever geworden in het plaatsten van teksten en informatie over het christendom op Facebook en doet dit met overtuiging en uit het hart.
Ter onderbouwing van de opvolgende aanvraag heeft eiseres de volgende documenten overgelegd:
1. Verklaring van [A] van de Lucaskerk d.d. 14 juli 2019;
2. Verklaring van [B] van de Kalame Mohabat ontmoetingskerk d.d.19 augustus
2019;
3. Verklaring van [C] ;
4. Verklaring van [D] d.d. 28 juli 2019;
5. Verklaring van [E] d.d. 15 juli 2019;
6. Verklaring van [F] d.d. 29 augustus 2018;
7. Verklaring van [G] d.d. 14 augustus 2019;
8. E-mail van [H] d.d. 19 augustus 2019;
9. Uitdraai van een Facebook-account van eiseres, voor een deel voorzien van vertaling;
10. Uitdraai van whats app-gesprekken;
11. Uitdraai van skype-gesprekken;
12. E-ticket op naam van eiseres voor een conferentie ‘The autority of the believer’;
13. Pamflet van een evenement van de kerk, met bevestiging dat eiseres hieraan deelneemt;
14. Informatieboekje over de activiteiten in de kerk d.d. augustus 2019;
15. Lesstof Bijbelstudie;
16. Aantekeningen Bijbelstudie.
Eiseres heeft in het gehoor opvolgende aanvraag verklaard dat zij de voornoemde verklaringen van derden heeft aangevraagd en uitdraaien van berichten uit de sociale media van het internet heeft overgelegd om aan te tonen dat zij sedert haar vorige asielprocedure actiever is geworden in de kerk en op het internet.
3. Verweerder heeft op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. Volgens verweerder is sprake van een opvolgende aanvraag waaraan eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft in beroep, samengevat, het volgende aangevoerd. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte niet beoordeeld conform de WI 2019/18, met name heeft er geen bekeringscoördinator, als bedoeld in punt 8 van de WI 2019/18, naar de zaak van eiseres gekeken. Verweerder stelt ten onrechte dat er geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen. Er is wel degelijk sprake van intensivering van het geloof ten opzichte van de eerdere procedure. Eiseres past het geloof in haar dagelijks leven toe op een andere wijze dan voorheen. Eiseres was eerst passief in haar geloof en nu is zij actief. Waar eiseres in de eerste procedure in de Bijbel las dat men anderen moest helpen, brengt zij dat nu in de praktijk. Eiseres is actiever in de kerk en dit wordt ondersteund door de (bij de opvolgende aanvraag) overgelegde verklaringen. Eiseres is ook op Facebook actiever geworden. Verweerder heeft ten onrechte geen integrale weging van de geloofwaardigheid verricht nadat een van de tegenwerpingen uit het voornemen is ingetrokken.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
De WI 2019/18 is in werking getreden op 30 december 2019 en vervangt de werkinstructie 2018/10 Bekeerlingen (WI 2018/10). Ten tijde van het voornemen van
9 januari 2020 was de WI 2019/18 van kracht. In het voornemen is vermeld dat de aanvraag is getoetst conform de WI 2018/10, maar eiseres is, naar het oordeel van de rechtbank, hierdoor niet in haar belangen geschaad, omdat de bepalingen ter zake van opvolgende aanvragen (punt 7 van de WI 2018/10) qua inhoud en strekking niet veranderd zijn met de invoering van de WI 2019/18.
Nieuw in de WI 2019/18 is punt 8, waarin is aangegeven dat in elke zaak waarin een bekeringsmotief speelt, een bekeringscoördinator dient te worden geraadpleegd voor het besluit wordt genomen. In het bestreden besluit is niet expliciet vermeld of in de zaak van eiseres een bekeringscoördinator is geraadpleegd en verweerder heeft ter zitting van
29 januari 2020 meegedeeld dat de zaak van eiseres niet door een bekeringscoördinator is gezien. Gelet hierop heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen om een bekeringscoördinator te raadplegen.
5.1.1
Verweerder heeft bij brief van 18 februari 2020 meegedeeld dat uit de interne minuut bij het bestreden besluit blijkt dat de zaak van eiseres is besproken met een (bij naam genoemde) bekeringscoördinator. Naar aanleiding van de schorsing van het onderzoek ter zitting heeft verweerder de zaak van eiseres nog aan een andere bekeringscoördinator voorgelegd. De bevindingen van die andere bekeringscoördinator heeft verweerder opgenomen in de brief van 18 februari 2020. Deze bekeringscoördinator heeft aangegeven dat zij – als zij de zaak van eiseres leest – zich kan vinden in de overwegingen in het voornemen en het bestreden besluit dat er geen sprake is van een wezenlijke verandering in het proces, kennis en activiteiten waardoor er nu wel sprake zou zijn van een innerlijke en oprechte bekering. Er is nog steeds geen sprake van een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Het verhaal van eiseres borduurt voort op een eerder ongeloofwaardig geachte bekering. Hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht tijdens het gehoor opvolgende aanvraag is onvoldoende om te spreken van geloofsgroei en/of een novum. Met betrekking tot de stukken van derden heeft de bekeringscoördinator aangegeven dat deze stukken niet objectief verifieerbaar zijn, nu de stukken op verzoek en in het belang van eiseres zijn opgesteld. Daarnaast wordt in de stukken – voor zover de bekeringscoördinator deze heeft “gescand” – alleen een opsomming gegeven van de eerdere verklaringen van eiseres, waardoor deze niet kunnen dienen als nova. Het is immers niet nieuw. In de stukken is niet ingegaan op wat er is veranderd ten aanzien van de vorige aanvraag, waardoor er geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen.
5.1.2
Eiseres heeft in reactie op de brief van 18 februari 2020 aangevoerd dat hetgeen verweerder over de interne minute naar voren heeft gebracht, buiten beschouwing dient te worden gelaten, omdat kort gezegd de interne minute niet is overgelegd en over de gestelde inhoud daarvan niet eerder een melding is gemaakt door verweerder.
Met betrekking tot de bevindingen van de bekeringscoördinator die verweerder na de schorsing van het beroep heeft geraadpleegd, heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat uit de bewoordingen van deze bekeringscoördinator niet blijkt van zorgvuldigheid bij de bestudering van het dossier van eiseres. Volgens eiseres blijkt uit de woorden van de bekeringscoördinator niet waarom er thans geen sprake is van een (geloofwaardige) bekering. De bekeringscoördinator heeft voorts een onjuiste waardering gegeven aan de overgelegde verklaringen van derden.
5.1.3
De rechtbank begrijpt de reactie van verweerder in de brief van 18 februari 2020 zo, dat verweerder ter zitting van een onjuiste aanname – dat de zaak niet door een bekeringscoördinator is gezien alvorens een besluit op de opvolgende aanvraag te nemen – is uitgegaan. Wat hier van zij, niet is gebleken dat eiseres in haar belangen is geschaad doordat verweerder een bekeringscoördinator (nogmaals) heeft geraadpleegd hangende beroep. De WI 2019/18 vermeldt alleen dat een bekeringscoördinator wordt geraadpleegd indien bekeringsmotieven aan de orde zijn, maar schrijft niet voor dat van deze raadpleging een melding in het besluit op de aanvraag wordt ogenomen, noch geeft aan hoe indringend de (opvolgende) aanvraag door de bekeringscoördinator wordt getoetst. Met de brief van
18 februari 2020 heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat over de zaak van eiseres een bekeringscoördinator is geraadpleegd, zowel voor de totstandkoming van het bestreden besluit als na de schorsing van het onderzoek ter zitting. De omstandigheid dat in het bestreden besluit niet is vermeld dat de zaak door een bekeringscoördinator is gezien, is gezien het vorenstaande onvoldoende voor het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Hetgeen eiseres in dit verband heeft aangevoerd slaagt niet.
5.2
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat verweerder in een geval als het onderhavige, waarin de gestelde bekering in een voorafgaande procedure – bij in rechte onaantastbaar besluit – niet geloofwaardig is geacht, omdat de vreemdeling geen inzicht in de motieven voor en het proces van bekering heeft kunnen geven, van de vreemdeling verlangt dat hij ermee bekend is dat hij in een opvolgende aanvraag die motieven voor en het proces van bekering kan beschrijven. De vreemdeling moet inzichtelijk maken waarom hij tot de gestelde intensivering van de bekering is gekomen en hoe dit proces is verlopen en hij moet tot uitdrukking brengen dat deze keuze weloverwogen en welbewust is.
5.2.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres niet erin is geslaagd om met overtuigende verklaringen aannemelijk te maken dat nu, anders dan in haar vorige asielprocedure, wel sprake zou zijn van een innerlijke en oprechte bekering. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat de omstandigheid dat eiseres bij haar, in de vorige procedure ongeloofwaardig bevonden, verklaringen over de manier waarop zij in aanraking is gekomen met het christelijk geloof en zich daarin verdiept heeft, blijft, ernstig afbreuk doet aan haar overige verklaringen inzake haar bekeringsproces. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom zij tot de gestelde intensivering van de bekering is gekomen en hoe dit proces is verlopen. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat van wezenlijk andere activiteiten van eiseres in de kerk en op Facebook geen sprake is. Eiseres heeft ook in haar vorige procedure verklaard dat zij de Bijbel las, Bijbelstudies en Bijbel les volgde, naar de kerk ging en berichten op Facebook plaatste. Het enkel toenemen van het aantal van die activiteiten heeft verweerder niet ten onrechte onvoldoende geacht voor het oordeel dat er van een geloofwaardige bekering en geloofsgroei sprake is. Verweerder heeft verder niet ten onrechte overwogen dat het (meer) behulpzaam zijn, onvoldoende onderscheidend is om aan te kunnen nemen dat voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van de bekering een relevante wijziging in het gedrag van eiseres heeft plaatsgevonden. Dit geldt ook voor de verklaringen van eiseres dat zij nu haar angst heeft overwonnen en nu minder verlegen is.
5.2.2
Verweerder heeft zich voorts niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat ook de overgelegde verklaringen van derden niet als nieuw gebleken feiten of omstandigheden kunnen worden aangemerkt, nu eiseres er zelf niet in is geslaagd om door middel van haar eigen verklaringen te overtuigen van haar gestelde bekering en geloofsgroei. Verweerder heeft eiseres niet ten onrechte tegengeworpen dat de overgelegde verklaringen van derden geen inzicht verschaffen in het proces van en de motieven voor de gestelde bekering. Verweerder wijst dienaangaande terecht op dat uit de overgelegde verklaringen blijkt dat eiseres naar de kerk gaat, lid van een kerkelijke gemeenschap is en activiteiten voor de kerk verricht, maar dat die verklaringen niet ingaan op wat er ten opzichte van de vorige aanvraag is veranderd ten aanzien van de gestelde bekering, waardoor het geloof van eiseres in het christendom zich heeft verdiept en er thans sprake zou zijn van een oprechte bekering. Verweerder stelt daarom niet ten onrechte dat deze stukken geen ander licht op de zaak werpen.
5.2.3
De rechtbank volgt eiseres voorts niet in haar stelling dat de omstandigheid dat verweerder bij het bestreden besluit een van de tegenwerpingen uit het voornemen heeft ingetrokken, (opnieuw) tot een integrale weging van de geloofwaardigheid van de bekering dient te leiden. Daargelaten dat de bedoelde tegenwerping – aangaande de verklaringen van eiseres of haar zus wel of geen christen is – geen hoofdlijn van het asielrelaas betreft, volgt uit de voornoemde jurisprudentie en de WI 2019/18 dat een opvolgende aanvraag niet bedoeld is om alle eerdere ongeloofwaardig geachte verklaringen opnieuw te wegen, maar alleen om nieuwe elementen en bevindingen die zich hebben voorgedaan na de vorige afwijzing te beoordelen. Daarbij rust op de vreemdeling, die met zijn opvolgende aanvraag op een eerder ongeloofwaardig geachte bekering voortborduurt, een zwaardere bewijslast om zijn bekering geloofwaardig te maken. Uit het hiervoor overwogene volgt dat eiseres hierin niet is geslaagd.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier, op 24 maart 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.