ECLI:NL:RBDHA:2020:2929

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
C/09/584739 / FA RK 19-9119
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot adoptie van een meerderjarige door de stiefvader

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2020 een beschikking gegeven inzake het verzoek tot adoptie van een meerderjarige, [voornaam stiefdochter], door haar stiefvader, [naam stiefvader]. Het verzoekschrift was ingediend op 2 december 2019 en de zitting vond plaats op 2 maart 2020. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, de bijlagen en de verklaringen van de betrokken partijen tijdens de zitting. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, heeft aangevoerd dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen hem en [voornaam stiefdochter], die als familie- en gezinsleven moet worden aangemerkt volgens artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De biologische vader en de moeder van [voornaam stiefdochter] hebben ingestemd met het adoptieverzoek.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verzoek niet kan worden ingewilligd, omdat [voornaam stiefdochter] op het moment van indiening van het verzoek al meerderjarig was. Dit betekent dat niet voldaan is aan de voorwaarden voor adoptie zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, specifiek artikel 1:228, dat vereist dat het kind op de dag van indiening minderjarig is. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel het recht op family life onder artikel 8 EVRM wordt beschermd, de weigering van adoptie in dit geval geen ongeoorloofde inbreuk op dat recht vormt. De rechtbank concludeert dat er geen zeer bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de wettelijke vereisten voor adoptie rechtvaardigen. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot adoptie afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 19-9119
Zaaknummer: C/09/584739
Datum beschikking: 30 maart 2020

Adoptie

Beschikking op het op 2 december 2019 ingekomen verzoekschrift van:

[naam stiefvader] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S.O. Zengin-Epozdemir te Den Haag.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[naam stiefdochter] ,

de stiefdochter (hierna: [voornaam stiefdochter] ),
wonende te [woonplaats] ;

[naam (biologische) vader] ,

de (biologische) vader,
wonende te [woonplaats] .

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het F9-formulier van 1 maart 2020, met bijlage, van de zijde van verzoeker.
Op 2 maart 2020 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat en door een tolk, mevrouw [naam tolk] , de stiefdochter en de (biologische) vader. Daarnaast is ook ter zitting aanwezig: [naam moeder] (hierna: de moeder).

Verzoek

Het verzoek strekt tot adoptie door verzoeker van de meerderjarige: [naam stiefdochter] , geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] .
[voornaam stiefdochter] , de (biologische) vader, alsook de moeder stemmen in met het adoptieverzoek.

Feiten

- De moeder is gehuwd geweest met [naam (biologische) vader] . Het huwelijk is ontbonden op [datum ontbinding huwelijk] 2002.
  • Uit dit huwelijk is op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , [voornaam stiefdochter] geboren.
  • De moeder en verzoeker zijn op [datum huwelijk] 2008 met elkaar gehuwd.
  • Blijkens een uittreksel uit de basisregistratie personen hebben verzoeker en
[voornaam stiefdochter] vanaf 2007 tot 2018 op hetzelfde adres ingeschreven gestaan.
  • Bij Koninklijk Besluit van [datum KB] 2018 is geslachtsnaam van [voornaam stiefdochter] gewijzigd in de geslachtsnaam van verzoeker.
  • Verzoeker, [voornaam stiefdochter] en de (biologische) vader hebben in ieder geval de Nederlandse nationaliteit.

Beoordeling

Verzoeker wenst de meerderjarige [voornaam stiefdochter] te adopteren. Verzoeker heeft daarbij het volgende naar voren gebracht. [voornaam stiefdochter] is geboren uit het huwelijk van haar moeder en [naam (biologische) vader] , de biologische vader van [voornaam stiefdochter] . Het huwelijk tussen de ouders van [voornaam stiefdochter] is op [datum ontbinding huwelijk] 2002 ontbonden. Verzoeker en de moeder hebben vervolgens een affectieve relatie gekregen. Op [datum huwelijk] 2008 zijn zij met elkaar gehuwd. Verzoeker en de moeder voeren sinds het begin van hun huwelijk tot heden een gezamenlijke huishouding. Verzoeker heeft sinds [voornaam stiefdochter] 2,5 jaar oud was een belangrijke rol in haar leven gespeeld. Ook nu [voornaam stiefdochter] meerderjarig is kan ze altijd rekenen op de zorg en steun van verzoeker. De band is emotioneel en onvoorwaardelijk. Volgens verzoeker is er daarom sprake van een nauwe persoonlijke betrekking die aangemerkt moet worden als familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Daarnaast stelt verzoeker dat [voornaam stiefdochter] thans wordt belemmerd in de uitoefening van haar vrijheidsrechten. [voornaam stiefdochter] is onlangs in het huwelijk getreden en heeft voor iedereen in haar omgeving, inclusief haar man, verzwegen dat verzoeker niet haar vader is. [voornaam stiefdochter] wenst te huwen met haar partner naar Marokkaans recht. Daarbij is van belang dat de vader van [voornaam stiefdochter] een machtiging afgeeft voor het huwelijk. Verzoeker kan op dit moment geen machtiging afgeven, omdat hij juridisch niet de vader is van [voornaam stiefdochter] . Voorts hebben verzoeker en de moeder samen een zoontje gekregen. Het broertje van [voornaam stiefdochter] behoort tot het gezin en [voornaam stiefdochter] officieel niet. [voornaam stiefdochter] wil ook tot het gezin behoren, zodoende dat zij haar family life enerzijds met verzoeker en anderzijds met haar broertje optimaal kan uitoefenen. Haar broertje weet ook niet dat [voornaam stiefdochter] niet dezelfde vader heeft. De adoptie zal de identiteitsontwikkeling van [voornaam stiefdochter] bevorderen.
De biologische vader van [voornaam stiefdochter] heeft sinds [voornaam stiefdochter] 2,5 jaar oud was geen rol van betekenis gespeeld in het leven van [voornaam stiefdochter] en [voornaam stiefdochter] heeft ook niets meer van haar vader te verwachten. Het is jaren geleden dat [voornaam stiefdochter] haar biologische vader heeft gezien; hij is een vreemde voor haar.
Om diverse redenen is het gedurende de minderjarigheid van [voornaam stiefdochter] niet tot een adoptieverzoek gekomen. Een van die redenen was dat verzoeker en [voornaam stiefdochter] in de veronderstelling waren dat alleen de wijziging van de geslachtsnaam afdoende was. Dit bleek echter niets te veranderen aan de juridische situatie. Zowel verzoeker als [voornaam stiefdochter] willen de emotionele band die zij gedurende jaren hebben opgebouwd juridisch bevestigen door middel van adoptie.
Ter zitting hebben verzoeker en [voornaam stiefdochter] hun standpunten uitgebreid toegelicht. [voornaam stiefdochter] heeft verklaard dat verzoeker haar vaderfiguur is. Hij heeft altijd voor haar klaargestaan zoals een vader behoort te doen. Verzoeker heeft verklaard dat hij [voornaam stiefdochter] ziet als zijn volwaardige dochter. Verzoeker en [voornaam stiefdochter] willen niets liever dan dat er een familierechtelijke band tot stand komt die de hechte band bevestigt die zij met elkaar hebben. De biologische vader heeft ter zitting bevestigd dat hij al lange tijd geen contact meer heeft met [voornaam stiefdochter] en dat hij instemt met het verzoek.
De rechtbank overweegt als volgt.
Een verzoek tot adoptie moet voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Uit deze voorwaarden volgt dat adoptie primair een kinderbeschermingsmaatregel is. [voornaam stiefdochter] was bij de indiening van het adoptieverzoek twintig jaar oud. Dit betekent dat niet is voldaan aan de in artikel 1:228 lid 1 onder a BW gestelde voorwaarde dat het kind op de dag van de indiening van het verzoekschrift minderjarig is. Die bepaling is van dwingend recht, zodat op grond van het toe te passen Nederlandse recht (stiefouder)adoptie in dit geval in beginsel is uitgesloten.
Door verzoeker is gesteld dat het feit dat [voornaam stiefdochter] meerderjarig is niet in de weg kan staan aan de adoptie. Hij verwijst in dit kader naar het recht op family life, zoals vastgelegd in artikel 8 EVRM.
De rechtbank stelt voorop dat het recht op adoptie als zodanig niet behoort tot één van het door het EVRM beschermde rechten maar dat een weigering een adoptie toe te staan onder bijzondere omstandigheden wel een inbreuk kan opleveren op de door artikel 8 EVRM gegarandeerde rechten. In dat geval moet sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden die een terzijdestelling van voormelde dwingendrechtelijke (nationale) bepaling gerechtvaardigen. Dat een feitelijk gezinsverband niet wordt omgezet in een juridisch gezinsverband is op zichzelf dus niet in strijd met artikel 8 EVRM. Het enkele feit dat adoptie niet mogelijk is wanneer niet wordt voldaan aan de in de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden, kan daarom in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inbreuk op het recht op family life.
Uit de door verzoeker genoemde jurisprudentie volgt dat er soms sprake kan zijn van (zeer) bijzondere omstandigheden die terzijdestelling van de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 1:228 lid 1 onder a BW kunnen rechtvaardigen. Het moet dan gaan om (zeer) uitzonderlijke gevallen, waarin de weigering van een adoptie wegens de enkele meerderjarigheid bij de indiening van het adoptieverzoek een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven met zich zou brengen.
De rechtbank is van oordeel dat er in de situatie van verzoeker en [voornaam stiefdochter] geen sprake is van zo’n uitzonderlijke situatie. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Vaststaat dat er een feitelijk gezinsverband is tussen de moeder, verzoeker en [voornaam stiefdochter] . Het is echter in deze tijd – waarin stiefouders en samengestelde gezinnen steeds vaker voorkomen – niet uitzonderlijk dat iemand een betere band heeft met zijn of haar ‘sociale’ ouder dan met zijn of haar juridische en biologische ouder. De rechtbank is daarom van oordeel dat het gestelde gezinsverband niet een omstandigheid is die moet leiden tot een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste bij adoptie. Ook de omstandigheid dat bijna niemand in de omgeving van [voornaam stiefdochter] – waaronder haar echtgenoot en haar halfbroertje – weet dat verzoeker niet de biologische/juridische vader is van [voornaam stiefdochter] , maakt naar het oordeel van de rechtbank niet, ook niet in samenhang met het gezinsverband bekeken, dat er sprake is van een zeer bijzondere omstandigheid op grond waarvan geoordeeld kan worden dat sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven. Het is immers een keuze van [voornaam stiefdochter] en verzoeker om hierover geen openheid van zaken te geven terwijl steeds meer duidelijk wordt dat inzicht in afstammingsgegevens van belang is, bijvoorbeeld met het oog op erfelijke ziekten of identiteitsontwikkeling.
Dit alles afwegende zal de rechtbank het verzoek tot adoptie van [voornaam stiefdochter] door verzoeker afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.M. Boone, J.M. Vink en H. Dragtsma, rechters, bijgestaan door mr. S.G.J. Verkennis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van
30 maart 2020.