ECLI:NL:RBDHA:2020:2913
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) met afwijzing van bepaalde zorgvormen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1972, die momenteel verblijft in een accommodatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder disruptieve en impulsbeheersingsstoornissen, en dat hij zorg nodig heeft om ernstig nadeel af te wenden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van betrokkene aangegeven dat zijn cliënt instemt met het verzoek, maar dat het toedienen van vocht en voeding en het insluiten niet noodzakelijk zijn. De rechtbank heeft geconstateerd dat er in het afgelopen half jaar geen gedwongen insluiting heeft plaatsgevonden en dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat dit in de toekomst nodig zal zijn. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot het insluiten en het toedienen van vocht en voeding afgewezen, maar heeft de overige vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles, toegewezen. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 24 september 2020. De beschikking is vastgesteld op 31 maart 2020 en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.