ECLI:NL:RBDHA:2020:2913

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
C/09/589863 / FA RK 20-1448
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) met afwijzing van bepaalde zorgvormen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1972, die momenteel verblijft in een accommodatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder disruptieve en impulsbeheersingsstoornissen, en dat hij zorg nodig heeft om ernstig nadeel af te wenden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van betrokkene aangegeven dat zijn cliënt instemt met het verzoek, maar dat het toedienen van vocht en voeding en het insluiten niet noodzakelijk zijn. De rechtbank heeft geconstateerd dat er in het afgelopen half jaar geen gedwongen insluiting heeft plaatsgevonden en dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat dit in de toekomst nodig zal zijn. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot het insluiten en het toedienen van vocht en voeding afgewezen, maar heeft de overige vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles, toegewezen. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 24 september 2020. De beschikking is vastgesteld op 31 maart 2020 en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/589863 / FA RK 20-1448
Datum beschikking: 24 maart 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. R. Menschaert te Den Haag.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 03 maart 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 19 februari 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 23 februari 2020;
- een zorgplan van 29 januari 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 28 februari 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 maart 2020.
Vanwege de sluiting van de rechtbank in verband met de landelijke maatregelen rond het coronavirus zijn de volgende personen gelijktijdig telefonisch door de rechtbank gehoord:
- de [psychiater 2] ;
- de advocaat.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen, immers gaf betrokkene telefonisch tegenover de rechtbank uitdrukkelijk aan liever niet te worden gehoord en ook niet gedurende de telefonische zitting mee te willen luisteren, omdat hij dit als zeer belastend ervaart. De advocaat heeft aangegeven dat betrokkene dit ook al eerder tegen hem had verklaard en heeft desgevraagd ingestemd met behandeling van het verzoek buiten (telefonische) aanwezigheid van zijn cliënt.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

De advocaat heeft aangegeven dat betrokkene instemt met het verzoek, met uitzondering van het kunnen toedienen van vocht en voeding aan betrokkene alsmede het insluiten van betrokkene, omdat de noodzakelijkheid daartoe ontbreekt. Het afgelopen half jaar is gedwongen insluiting van betrokkene niet aan de orde geweest. Betrokkene ervaart het als zeer belastend indien insluiting als verplichte vorm van zorg in de zorgmachtiging wordt opgenomen; dit geeft een zekere mate van gevoel van dreiging. Uit de medische verklaring blijkt voorts dat de onafhankelijk psychiater dit ook niet nodig acht nu dit niet is aangevinkt.
De psychiater heeft hetgeen in de medische verklaring staat vermeld, bevestigd. Desgevraagd heeft de psychiater bevestigd dat zes maanden geleden voor het laatst een incident heeft plaatsgevonden waarbij betrokkene gedwongen moest worden ingesloten. Betrokkene heeft de afgelopen maanden zelf wel als preventiemiddel een aantal keer gevraagd om een time-out overdag op een gesloten afdeling. Hoewel de kans klein is, blijft het risico op een nieuwe escalatie bestaan waardoor de psychiater insluiten toch graag als verplichte vorm van zorg in de zorgmachtiging opgenomen wil zien.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen, middelgerelateerde en verslavingsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige immateriële schade;
- ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Om het ernstig nadeel af te wenden, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie.
Ter zitting is gebleken dat het toedienen van vocht en voeding en het insluiten niet (meer) noodzakelijk zijn als verplichte vormen van zorg en de rechtbank zal het verzoek in zoverre afwijzen. Wat betreft het insluiten overweegt de rechtbank nog dat het afgelopen half jaar een verplichte insluiting niet heeft plaatsgevonden en dat er ook nu onvoldoende aanwijzingen zijn dat dit het komende half jaar wel nodig zal zijn om het ernstig nadeel bij betrokkene af te wenden. Het verweer van de advocaat op dit punt dienaangaande slaagt.
Er zijn wat betreft de overige vormen van verplichte zorg geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man]

geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen voor de duur van zes maanden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 24 september 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Bruining, rechter, bijgestaan door
mr. R. Westerhof als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 maart 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 maart 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.
De griffier is buiten staat deze
beschikking te ondertekenen.