Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het verstekvonnis van 7 mei 2019;
- de verzetdagvaarding van 29 juli 2019;
- de akte inbrenging producties en wijziging grondslag in oppositie van Ziggo;
- de door partijen overgelegde producties.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 april 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen een bewindvoerder, die optreedt namens een onder bewind gestelde persoon, en de besloten vennootschap Ziggo B.V. De bewindvoerder, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Koorn-Harkema, heeft verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 7 mei 2019, waarin Ziggo werd toegewezen in haar vorderingen tegen de onder bewind gestelde persoon. De bewindvoerder stelt dat de overeenkomst tussen Ziggo en de onder bewind gestelde persoon vernietigbaar is, omdat deze persoon ten tijde van het sluiten van de overeenkomst onder curatele was gesteld en dus handelingsonbekwaam was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig is ingesteld en dat de bewindvoerder ontvankelijk is in zijn verzet. De rechter oordeelt dat Ziggo niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat zij de onder bewind gestelde persoon heeft gedagvaard in plaats van de bewindvoerder. De kantonrechter heeft echter ook overwogen dat, hoewel Ziggo niet-ontvankelijk zou zijn, de bewindvoerder geen belang heeft bij deze verklaring, omdat hij inmiddels als formele procespartij is verschenen.
De rechter heeft verder geoordeeld dat de vernietigbaarheid van de overeenkomst kan worden ingeroepen door de bewindvoerder, omdat de curatele niet was gepubliceerd in het centraal curatele- en bewindregister. De kantonrechter heeft het beroep op vernietiging van de overeenkomst gegrond verklaard en de vordering van Ziggo tot betaling van € 220,57 afgewezen. Ziggo is veroordeeld in de proceskosten van de bewindvoerder. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.