In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2020 een beschikking gegeven in een verzoek tot teruggeleiding van drie minderjarige kinderen van de moeder, die in de Verenigde Staten woont, naar Nederland. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C. van Baalen-van IJzendoorn, verzocht om de onmiddellijke terugkeer van de kinderen, die door de vader, wonende in Nederland, ongeoorloofd naar Nederland waren overgebracht. De vader, vertegenwoordigd door mr. J.H. Weermeijer, voerde verweer en stelde dat de terugkeer van de kinderen naar de VS hen in een ondragelijke toestand zou brengen en dat de kinderen zich verzetten tegen hun terugkeer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de overbrenging van de kinderen naar Nederland in strijd was met het gezagsrecht van de moeder, en dat er geen sprake was van de door de vader aangevoerde weigeringsgronden. De rechtbank oordeelde dat de kinderen onmiddellijk moesten worden teruggebracht naar de VS, met een uiterste datum van 13 april 2020. De rechtbank heeft ook de kosten van de procedure gecompenseerd, waarbij beide ouders hun eigen kosten dragen. De bijzondere curator, drs. J.L. van Wesemael-Smit, is benoemd om de kinderen te begeleiden in deze procedure. De rechtbank benadrukte het belang van de kinderen en de noodzaak om hen te informeren over de uitspraak en de verdere procedure.