ECLI:NL:RBDHA:2020:2844

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
C/09/587007 / FA RK 20-133
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing van de minderjarige en wijziging zorgregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing naar een andere provincie met haar minderjarige kind. De moeder verzocht ook om wijziging van de zorgregeling en vaststelling van kinderalimentatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende noodzaak heeft aangetoond voor de verhuizing, vooral gezien de belangen van de minderjarige, die behoefte heeft aan rust, regelmaat en structuur. De rechtbank heeft de belangen van de vader en de minderjarige zwaarder laten wegen dan de wensen van de moeder. De rechtbank heeft de zorgregeling uitgebreid conform het verzoek van de vader, waarbij de minderjarige elke veertien dagen van vrijdag uit school tot maandagochtend bij de vader verblijft, en iedere woensdag na school tot donderdag naar school. De rechtbank heeft de door de vader te betalen kinderalimentatie vastgesteld op € 150,- per maand, ingaande op 16 januari 2020. De proceskosten zijn gecompenseerd. De beschikking is uitgesproken door de kinderrechters J.C. Sluymer, L. Koper en Y.C. Bours, in aanwezigheid van griffier M.G.J. Konings.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 20-133
Zaaknummer: C/09/587007
Datum beschikking: 6 maart 2020

Gezagsuitoefening, zorgregeling en kinderalimentatie

Beschikking op het op 16 januari 2020 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.G. Schnoor te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. B.S. van Haeften te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek.
De minderjarige [naam minderjarige] heeft zich zowel schriftelijk als in raadkamer uitgelaten over het verzoek.
Op 7 februari 2020 is de zaak ter terechtzitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen bijgestaan door hun advocaten, de heer [naam medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Van de zijde van de vader zijn pleitnotities overgelegd.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en onder wijziging van het door partijen ondertekende ouderschapsplan:
De moeder toestemming te verlenen om vóór het schooljaar 2020-2021 samen met
[voornaam minderjarige] te verhuizen tot een afstand van 80 kilometer te rekenen vanaf [woonplaats] ,
althans naar de provincie [naam provincie] ;
De moeder toestemming te verlenen [voornaam minderjarige] aldaar op haar nieuwe woonadres in te
schrijven;
3. De moeder toestemming te verlenen om [voornaam minderjarige] in te schrijven op een school van haar
keuze in haar nieuwe woonomgeving;
4. Indien voor verhuizing toestemming wordt verleend een zorgregeling vast te stellen
tussen [voornaam minderjarige] en zijn vader van één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag tot
de daarop volgende zondagavond, waarbij wordt bepaald dat moeder op vrijdag [voornaam minderjarige]
naar vader toebrengt en vader [voornaam minderjarige] op zondagavond bij moeder terug brengt en waarbij de vakantieregeling ongewijzigd kan blijven en kan worden aangevuld met de wensen van vader;
5. De door vader te betalen bijdrage in de kosten van de opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige] vast te stellen op € 150,- per maand met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift;
Subsidiair:
6. Voor zover het verzoek om vervangende toestemming voor de verhuizing wordt
afgewezen de zorgregeling te wijzigen, in die zin dat [voornaam minderjarige] één weekend per veertien
dagen bij zijn vader verblijft van vrijdagmiddag na schooltijd tot de daarop volgende maandag alsmede iedere woensdagmiddag van 16.00 uur tot 20.00 uur, althans
een dusdanige regeling als uw rechtbank meent dat in goede justitie zal behoren.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht te bepalen dat [voornaam minderjarige] een keer in de veertien dagen van vrijdag uit school tot maandagochtend bij de vader verblijft alsmede te bepalen dat [voornaam minderjarige] iedere woensdag na school tot donderdag naar school bij de vader verblijft,
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige] uit.
  • [voornaam minderjarige] staat in de Basisregistratie Personen (BRP) sinds 1 januari 2018 ingeschreven bij de moeder.
  • De relatie van partijen is in september 2011 verbroken. Partijen hebben in oktober 2012 overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:247a BW een ouderschapsplan opgesteld, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

IIVERBLIJF

Artikel 2.[…]2.4Intentie ten aanzien van woonplaats ouders
De ouders zullen bij de keuze van hun woning rekening houden met de praktische uitvoerbaarheid van het ouderschapsplan. Tenzij zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten, proberen de ouders hun woonadressen dicht bij elkaar te kiezen.

Artikel 3. Dagelijkse zorg

[…]

3.2
De ouders hebben uit praktische overwegingen ten aanzien van de dagelijkse zorg het navolgende afgesproken:Elk van de ouders heeft het recht en de verplichting om voor [voornaam minderjarige] te zorgen.Op even weken haalt de vader [voornaam minderjarige] op donderdag op uit de buitenschoolse opvang (BSO). [voornaam minderjarige] verblijft bij de vader tot woensdagochtend waarop de vader hem naar school brengt; de moeder haalt [voornaam minderjarige] op woensdagmiddag op van school, waarop [voornaam minderjarige] bij de moeder verblijft tot de donderdagochtend in de oneven weken. De moeder brengt [voornaam minderjarige] dan naar school.
Voorts zal [voornaam minderjarige] een deel van de vakantie en feestdagen bij elk van de ouders doorbrengen. In beginsel gaat het hierbij om de helft van de vakantie en feestdagen bij elk van de ouders. De ouders zullen in goed overleg met elkaar afspraken maken ten aanzien van vakantie of feestdag(en), verjaardagen van [voornaam minderjarige] en naaste familie.
[…]

VIIFINANCIËLE PARAGRAAF

Artikel 12. Financiën en alimentatie voor de kinderen

12.1
De ouders betalen maandelijks, ieder bij vooruitbetaling, een bedrag ad vijfenzeventig euro (€ 75,00) voor [voornaam minderjarige] ten behoeve van uitgaven, door storting op een gezamenlijk door de ouders te beheren bankrekening. Daarnaast worden de toeslagen (kinderbijslag, kinderopvangtoeslag en zorgtoeslag) op deze gemeenschappelijke rekening gestort. Deze rekening zal door middel van internetbankieren door beide ouders kunnen worden geraadpleegd en gebruikt.
Van deze “kinderrekening” zullen de volgende uitgaven worden bekostigd:
- kosten van lidmaatschap verenigingen
- schoolbijdragen, lesgelden, boekengelden
- kosten van kleding, schoeisel, openbaar vervoerskaarten en fietsen
- zakgeld
- cadeaus voor de kinderen en voor verjaardagspartijtjes van vriendjes en familieleden
- kosten van dagelijkse verzorging en voeding
Van deze kinderrekening zal niet worden bekostigd:
- kosten van vakanties en/of uitjes welke met een van de ouders worden ondernomen.
Indien de maandelijks te storten bedragen te hoog of te laag zullen blijken te zijn, zullen de ouders genoemde bedragen in onderling overleg aanpassen.
- De zorgregeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan is in januari 2019 door partijen gewijzigd, in die zin dat [voornaam minderjarige] gedurende één weekend per veertien dagen bij de vader verblijft van vrijdagmiddag na school tot de daarop volgende maandagochtend naar school. Ook verblijft [voornaam minderjarige] elke woensdagmiddag van 16.00 uur tot 20.00 uur bij de vader. De vakantieregeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan is ongewijzigd.

Beoordeling

Verhuizing
Op grond van de stukken en hetgeen op de zitting is besproken constateert de rechtbank dat
de communicatie tussen beide ouders over het algemeen goed loopt en dat het onderlinge vertrouwen groot is. Beide ouders lijken goed in staat om in hun denken en handelen het belang van [voornaam minderjarige] voorop te stellen. Partijen hebben in goed overleg in januari 2019 de in het ouderschapsplan overeengekomen reguliere zorgregeling aan de behoeftes van [voornaam minderjarige] aangepast. Gebleken is dat [voornaam minderjarige] voldoet aan de DSM-5 criteria: ‘aandachtsdeficiëntie/ hyperactiviteitstoornis, het overwegend onoplettende type met een lichte mate van ernst’, waardoor hij behoefte heeft aan structuur, duidelijkheid, nabijheid en veiligheid. Partijen en [voornaam minderjarige] worden begeleid door Mentaal Beter Jong.
De moeder heeft aangegeven te willen verhuizen naar de provincie [naam provincie] . Op de zitting heeft zij verklaard in [plaats] te willen gaan wonen en in die omgeving onderzoek te hebben gedaan naar geschikte middelbare scholen voor [voornaam minderjarige] . Door de moeder wordt gesteld dat de verhuizing in het belang van haarzelf en [voornaam minderjarige] noodzakelijk is. Een leefomgeving buiten [huidige leefomgeving] sluit volgens de moeder beter aan bij de behoeftes van [voornaam minderjarige] , met name gelet op de problematiek waarmee hij te maken heeft. De moeder is al een aantal jaren als mobiliteitsconsultant werkzaam bij [naam bedrijf] en haar werkgebied beslaat met name de provincie [naam provincie] . Hierdoor is zij veel tijd kwijt aan woon-werkverkeer. Volgens de moeder zorgt een verhuizing ervoor dat zij meer tijd over heeft om met [voornaam minderjarige] door te brengen en hem te begeleiden. Bovendien brengt de verhuizing volgens moeder met zich mee dat ze een grotere woning kan gaan betrekken: ze wil gaan samenwonen met haar nieuwe partner en haar huidige woning in [woonplaats] zou daarvoor te klein zijn. De moeder stelt dat de woningmarkt in [naam provincie] gunstiger voor haar is dan in [huidige leefomgeving] .
De vader zal ook na de voorgenomen verhuizing in staat zijn een goede band met [voornaam minderjarige] te onderhouden, aldus de moeder. Verder biedt de moeder aan om de tijd die de vader na een verhuizing met [voornaam minderjarige] moet missen (de woensdagmiddagen) te compenseren rondom feestdagen en vakanties en is de moeder bereid om de vader tegemoet te komen in het halen en brengen van [voornaam minderjarige] .
Door de vader wordt betwist dat de moeder een noodzaak heeft om te verhuizen. Daarnaast is de vader van mening dat de moeder de gewenste verhuizing onvoldoende heeft doordacht en voorbereid, mede gelet op de problematiek waar [voornaam minderjarige] mee te kampen heeft en de nadelige consequenties die de verhuizing zal hebben voor zijn betrokkenheid in het leven van [voornaam minderjarige] en het frequente contact dat hij nu met zijn zoon heeft.
Ter zitting heeft de Raad te kennen gegeven dat er voor [voornaam minderjarige] geen noodzaak lijkt te zijn om te verhuizen. Ouders zijn goed in staat om in het belang van [voornaam minderjarige] te communiceren en het gaat nu goed met [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] is twaalf jaar, de pubertijd komt er aan en in die fase is het voor een kind belangrijk om beide ouders in de buurt te hebben. Emotioneel gezien zou het lastig voor [voornaam minderjarige] kunnen zijn, mede gezien zijn problematiek, als hij 80 kilometer bij zijn vader vandaan woont.
De rechtbank stelt voorop dat de moeder in beginsel het recht heeft haar leven (opnieuw) in te richten. Op grond van de stukken, hetgeen op de zitting is besproken én de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar afwegend, is de rechtbank niettemin van oordeel dat het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing met de minderjarige [voornaam minderjarige] dient te worden afgewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat de moeder een noodzaak heeft tot verhuizing. Uit de stukken en wat er op de zitting is verteld, blijkt dat de voorgenomen verhuizing van de moeder overwegend is ingegeven door de wens om voor een betaalbare prijs in een rustige, groene omgeving en dichter bij haar werk te kunnen wonen. De rechtbank begrijpt deze wens van de moeder en ziet ook dat het voor de moeder praktisch zou zijn in verband met haar reistijd voor haar werk. Deze belangen, hoe begrijpelijk ook, vormen naar het oordeel van de rechtbank echter ieder voor zich noch in onderlinge samenhang bezien een (dringende) noodzaak om te verhuizen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de moeder ter zitting heeft toegelicht dat zij haar werk- en reistijden met haar werkgever op de schooltijden van [voornaam minderjarige] heeft afgestemd en zij haar werk thuis kan aanvangen en afronden zodat zij na en voor de file kan reizen, zodat naar het oordeel van de rechtbank ook hierin geen noodzaak voor verhuizing is gelegen.
Bij afweging van alle betrokken belangen neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat [voornaam minderjarige] op dit moment de rust, regelmaat en structuur heeft die hij nodig heeft, waardoor hij goed in zijn vel zit en zijn schoolresultaten zijn verbeterd. Uit het door de vader overgelegde ‘Verslag psychodiagnostisch onderzoek’ van Mentaal Beter Jong maakt de rechtbank ook op dat een verhuizing (in combinatie met alle bijkomen veranderingen) een grote aanslag zou zijn op het overzichtelijke, veilige leven dat [voornaam minderjarige] op dit moment heeft. Daarbij komt dat [voornaam minderjarige] zelf ook te kennen heeft gegeven graag dicht bij zijn vader te willen blijven wonen.
Verder acht de rechtbank van belang dat ingeval zij het verzoek van de moeder wel zou toewijzen, de vader gezien de forse reisafstand een ‘weekendvader’ wordt; iets dat hij in de afgelopen tien jaar niet is geweest. Bij het uiteengaan in 2011 zijn de ouders (nagenoeg) een co-ouderschap overeengekomen. De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is in 2019 (al dan niet tijdelijk) op grond van de bij [voornaam minderjarige] geconstateerde problematiek aangepast, maar uitgangspunt van de ouders lijkt altijd te zijn geweest een gelijkwaardig ouderschap te houden. Vader is geruime tijd zeer betrokken geweest en ook thans nog iedere woensdag betrokken bij [voornaam minderjarige] zijn doordeweekse (sport)activiteiten. Met een weekendregeling op afstand wordt de ouderrol van de vader dan ook fors aangetast. Immers, de verhuizing zou tot gevolg hebben dat de vader geen rol meer vervult in het doordeweekse leven van [voornaam minderjarige] en dat de vader niet meer in direct contact staat met de school en naschoolse activiteiten. De door de moeder voorgestelde nieuwe zorgregeling compenseert dit verlies niet. Hierdoor zullen de mogelijkheden van de vader om in de door hem gewenste mate betrokken te zijn bij het dagelijkse leven van [voornaam minderjarige] sterk worden beperkt. Daarbij komt dat [voornaam minderjarige] volgend jaar naar de middelbare school gaat en steeds zelfstandiger zal gaan worden. [voornaam minderjarige] zal na een verhuizing zijn leven zelf gaan vormgeven in de nieuwe woonplaats, waar hij nieuwe vrienden/klasgenoten en (sport)activiteiten zal krijgen. Naarmate de tijd verstrijkt bestaat het reële risico dat [voornaam minderjarige] het gezien zijn eigen sociale activiteiten belastend gaat vinden om het weekend in [woonplaats] te zijn. De rechtbank is van oordeel dat een verhuizing van [voornaam minderjarige] met zijn moeder naar de provincie [naam provincie] het gevolg heeft dat de rol van de vader nu en in de toekomst aanzienlijk wordt ingeperkt. De rechtbank acht dit niet in het belang van de vader en vooral niet in het belang van [voornaam minderjarige] .
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de wens van de moeder om samen met haar nieuwe partner te verhuizen en hun leven anders in te richten een rechtens te respecteren wens is, maar dat dit ondergeschikt is aan het zwaarwichtige belang van de vader en van [voornaam minderjarige] op behoud van de huidige situatie.
Aangezien de rechtbank het verzoek om vervangende toestemming om te verhuizen zal afwijzen, zal zij ook het verzoek om vervangende toestemming om [voornaam minderjarige] aldaar in te schrijven op een nieuw woonadres en op een school afwijzen.
Zorgregeling
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:253a BW in samenhang met artikel 1:377e BW kan op verzoek van de ouders of een van hen een door de ouders onderling getroffen zorgregeling worden gewijzigd op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
Aangezien partijen de reguliere zorgregeling in onderling overleg met ingang van
januari 2019 hebben aangepast, in die zin dat [voornaam minderjarige] thans bij de vader verblijft om de twee weken van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school en iedere woensdag van 16.00 uur tot 20.00 uur, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een wijziging van omstandigheden, zodat beide partijen ontvankelijk zijn in hun verzoek.
Inhoudelijk
De moeder verzoekt de in januari 2019 overeengekomen gewijzigde zorgregeling in de beschikking vast te leggen.
De vader verzoekt om uitbreiding van de in januari 2019 overeengekomen gewijzigde zorgregeling, in die zin dat [voornaam minderjarige] op de woensdagen bij hem blijft slapen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de vader verzochte zorgregeling het meest in het belang van [voornaam minderjarige] kan worden geacht. [voornaam minderjarige] heeft zelf aangegeven dat hij graag een (nog) uitgebreidere zorgregeling met zijn vader zou willen. Daarbij komt dat [voornaam minderjarige] op dit moment meer stabiliteit ervaart en het met hem beter gaat op school, zodat de omstandigheden op grond waarvan de zorgregeling in 2019 is ingeperkt (iets) minder op de voorgrond lijken te staan.
Nu de door de vader verzochte zorgregeling het meest aansluit bij de wens van [voornaam minderjarige] , zal de rechtbank het verzoek van de vader dan ook toewijzen en het verzoek van de moeder afwijzen.
Kinderalimentatie
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:401, eerste lid BW kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door een wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
Aangezien [voornaam minderjarige] sinds 1 januari 2018 bij de moeder is ingeschreven en daarnaast de reguliere zorgregeling in onderling overleg tussen beide ouders met ingang van januari 2019 is gewijzigd, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een wijziging van omstandigheden, zodat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
De moeder verzoekt de door vader te betalen bijdrage in de kosten van de opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige] vast te stellen op € 150,- per maand met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift (16 januari 2020), met dien verstande dat de kinderbijslag, het kindgebonden budget en dergelijke aan haar toekomen en dat de afspraken omtrent de kindrekening (artikel 12.1 van het ouderschapsplan) vanaf die datum niet meer van toepassing zijn. De vader gaat hiermee akkoord.
Nu de rechtbank van oordeel is dat hetgeen partijen zijn overeengekomen niet in strijd is met de belangen van de minderjarige [voornaam minderjarige] , kan het verzoek als op de wet gegrond worden toegewezen.
ProceskostenGelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , bij de vader zal zijn:
- een keer in de veertien dagen van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school alsmede iedere woensdag na school tot donderdag naar school;
bepaalt dat de vader aan de moeder, met ingang van 16 januari 2020 een kinderalimentatie ten behoeve van [voornaam minderjarige] zal betalen (bij co-ouderschap eventueel:
medeverzorgt en opvoedt)van € 150,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen,
bepaalt dat de verplichting tot betaling van kinderalimentatie met ingang van 16 januari 2020 in de plaats treedt van artikel 12.1 van het ouderschapsplan van 24 oktober 2012;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Sluymer, mr. L. Koper, mr. Y.C. Bours, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.J. Konings als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2020.