1.2In februari 2017 heeft een professionele herbeoordeling plaatsgevonden. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder eiser bij het primaire besluit per 24 februari 2017 een WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet WIA toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80% (55,84%). Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt, waarop verweerder het bestreden besluit heeft genomen.
2. Het bestreden besluit berust - samengevat - op het standpunt dat eiser op de in geding zijnde datum niet meer geschikt is voor het verrichten van zijn eigen arbeid maar wel voor het uitoefenen van andere, voor hem geselecteerde, functies. Op basis van die functies is het verlies aan verdiencapaciteit volgens verweerder minder dan 35%. Verweerder heeft daarbij de wettelijke uitlooptermijn van twee maanden in acht genomen, zodat de WGA-uitkering van eiser per 28 januari 2018 is beëindigd.
3. Eiser betwist dat zijn arbeidsongeschiktheid per 28 januari 2018 minder is. Het deskundigenoordeel waarop verweerder zich baseert is niet juist en heeft voorts de schijn van belangenverstrengeling. Eiser stelt dat de door verweerder ingeschakelde psychiater [A] niet als onafhankelijk kan worden betiteld, daar deze wordt betaald door het Uwv en regelmatig door het Uwv wordt ingeschakeld, waardoor er een - al dan niet een onderling - afhankelijke relatie is ontstaan tussen het Uwv en deze psychiater. Voorts is eiser van mening dat ook inhoudelijk aan de rapportage van psychiater [A] geen waarde moet worden toegekend. Eiser verzoekt de rechtbank in dit kader zelf een deskundige in te schakelen. Eiser heeft de financiële middelen niet om zelf een deskundige in te schakelen.
In de brief van de behandelaars van 28 november 2017 staat dat eiser last heeft van agressie ontstaan door de pijnen waardoor hij vaak situaties mijdt. In de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is volgens eiser dan ook ten onrechte geen beperking aangenomen voor het omgaan met conflicten in telefonisch en schriftelijk contact alsmede het omgaan met patiënten/klanten/collega’s. Het niet hebben van een psychiatrische stoornis, zoals psychiater [A] stelt, is voorts niet aannemelijk gelet op de informatie van de behandelaars Mirri en Yalniz en het feit dat er zowel in 2014 als in 2016 Geen Duurzaam Benutbare Mogelijkheden zijn aangenomen door verweerder zelf (dit veronderstelt immers wel degelijk een psychiatrische stoornis) en de situatie sindsdien niet is gewijzigd. Overigens zou ook de door psychiater [A] wel aangenomen aanpassingsstoornis tot GDBM moeten leiden, nu er volgens het Schattingsbesluit ook gesproken kan worden van ziekte indien iemand geen greep meer heeft op zijn gedrag. Daarvan is in dit geval sprake. Psychiater [A] zelf geeft aan dat dagstructuur ontbreekt en dat er een karig sociaal netwerk is (kenmerken van GDBM), aldus eiser. Eiser betwist uitdrukkelijk dat er sprake is (aanwijzingen voor) symptoomaggravatie alsmede van een atypische klachtenpresentatie. Alleen psychiater [A] maakt daar een opmerking over, terwijl verweerder wel beperkingen aanneemt ten aanzien van conflicthantering, handelingstempo, samenwerken en vervoer. Eiser blijft voorts van mening dat in dit geval sprake is van GDBM als gevolg van persoonlijk en sociaal disfunctioneren. Volgens eiser is nog steeds sprake van ernstig disfunctioneren (net als in 2016), als gevolg waarvan er sprake is van onvermogen tot persoonlijk en sociaal disfunctioneren. Mocht in dit geval geen GDBM worden aangenomen, dan zouden, subsidiair, in ieder geval beperkingen aangenomen dienen te worden ten aanzien van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijd. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft eiser in beroep medische informatie van Synthese iGGz van 24 april 2018 overgelegd. Ten slotte voert eiser aan, anders dan de arbeidsdeskundige b&b stelt, dat hij niet geschikt is voor zijn maatmanfunctie. Ook zijn de aan hem geduide functies niet geschikt te achten.
4. Gezien het geschil tussen partijen over de belastbaarheid van eiser op de datum in geding, heeft de rechtbank aanleiding gezien om de onafhankelijk psychiater drs. J. van der Veer, van het DC Expertise Centrum te Amsterdam, als deskundige te benoemen teneinde eiser te onderzoeken en de rechtbank van advies te dienen.
5. Naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dient de rechtbank het oordeel van de door haar ingeschakelde onafhankelijke en onpartijdige medisch deskundige in beginsel te volgen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 24 juni 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:LJN:BI9799). De rechtbank zal hierna beoordelen of er in dit geval bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan van dit uitgangspunt moet worden afgeweken.