1.13.Bij het primaire besluit is de opleiding van eiser op grond van artikel 35, tweede lid, onder b, van de OER beëindigd, omdat eiser niet in staat is gebleken binnen de toegestane onderwijsperiodes en ondanks de extra toegewezen kansen de toets met goed gevolg af te leggen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij niet bevoegd is om een examen ongeldig te verklaren. Deze bevoegdheid komt de examencommissie toe. Alleen in specifieke individuele gevallen kan er aanleiding zijn dat verweerder zich uitspreekt over de kwaliteit van een specifiek afgenomen toets. Dit is in het geval van eiser niet aan de orde. Voor zover de toets als zodanig al ter discussie staat is van een ondeugdelijke toets volgens verweerder geen sprake. De Politieacademie heeft in het kader van een extern opgedragen onderzoek de toets laten evalueren, als onderdeel van een bredere periodieke evaluatie van de hele opleiding. Dit betekent niet dat de Politieacademie zelf twijfelt aan de deugdelijkheid van de toets. Verweerder is van oordeel dat eiser voldoende extra tijd ter beschikking is gesteld om aan de eisen van de toets te voldoen. Verweerder is van mening dat het besluit tot beëindiging van de opleiding van eiser voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Bij de totstandkoming van het besluit heeft verweerder geen rekening kunnen houden met de rugklachten van eiser omdat hij deze klachten niet heeft gemeld terwijl hij hiertoe wel in de gelegenheid is geweest. Daarnaast is vast komen te staan dat eisers postuur geen factor is geweest van doorslaggevende betekenis voor het al of niet slagen voor de toets, zodat geen aanleiding bestond de zaak van eiser voor advies voor te leggen aan het Militair Revalidatie Centrum te Doorn. Verweerder ziet voorts geen aanleiding om het dossier verder aan te vullen met overige informatie nu eiser niet heeft gespecificeerd welke stukken ontbreken.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat de toets ondeugdelijk is en om die reden ongeldig dient te worden verklaard. Eiser stelt dat de toets ondeugdelijk is, omdat de Politieacademie opdracht heeft gegeven aan de Vrije Universiteit van Amsterdam om onderzoek te doen naar de toets. Verder voert eiser aan dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid, omdat verweerder niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiser heeft verstrekt.
4. De regels omtrent het volgen en beëindigen van een opleiding aan de Politieacademie zijn neergelegd in de OER. De OER vindt zijn grondslag in artikel 90, eerste lid, van de Politiewet. De OER is een algemeen verbindend voorschrift.
In artikel 35, tweede lid, van de OER is voorgeschreven in welke gevallen de opleiding van een student wordt beëindigd. Een van die gevallen is als de student niet binnen de toegestane tijd zoals bedoeld in artikel 28, vierde lid, van de OER een voldoende resultaat heeft behaald.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit afdoende heeft gemotiveerd dat, voor zover de toets als zodanig al ter discussie staat, van een ondeugdelijke toets geen sprake is. Tevens is afdoende gemotiveerd dat geen aanleiding bestaat om het dossier verder aan te vullen met overige informatie nu eiser niet heeft gespecificeerd welke stukken ontbreken. Nu eiser in beroep heeft herhaald wat hij ook al in de gronden van bezwaar heeft aangevoerd, zonder te concretiseren op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de gronden in bezwaar niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.