ECLI:NL:RBDHA:2020:280

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
16 januari 2020
Zaaknummer
8056748 RP VERZ 19-50552
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van werknemer wegens illegale inzameling van bouwafval door vuilnisophalers

In deze zaak heeft de kantonrechter op 16 januari 2020 uitspraak gedaan over het ontslag op staande voet van een werknemer van N.V. Haagse Milieu Services (HMS). De werknemer was op 22 juli 2019 ontslagen omdat hij op 15 juli 2019 samen met twee collega’s illegaal bouwafval had ingezameld met een HMS-voertuig, zonder dat hiervoor een contractuele basis bestond. De werkgever had camera-opnamen van de illegale inzameling en stelde dat de werknemer hiermee de integriteitsregels had geschonden. De werknemer had aanvankelijk erkend dat hij € 50,- had ontvangen voor de inzameling, maar trok deze verklaring later in. De werkgever stelde dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was vanwege de ernstige schending van de bedrijfsregels en het vertrouwen. De werknemer verzocht de kantonrechter om het ontslag nietig te verklaren en om vergoedingen, waaronder een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de werknemer wist dat zijn handelen in strijd was met de regels van HMS. De kantonrechter wees alle verzoeken van de werknemer af en veroordeelde hem in de proceskosten van de werkgever.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Zaak-/rolnrs.: 8056748 RP VERZ 19-50552 en 8059104 RP VERZ 19-50556
Uitspraakdatum: 16 januari 2020
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[werknemer],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. B.M.M. Slaman,
tegen
de naamloze vennootschap
N.V. Haagse Milieu Services,
gevestigd te Den Haag,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. L.V. Claassens,
en in de zaak van:
de naamloze vennootschap
N.V. Haagse Milieu Services,
gevestigd te Den Haag,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. L.V. Claassens,
tegen
[werknemer],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. B.M.M. Slaman.
Partijen worden verder aangeduid als ‘de werknemer’ en ‘de werkgever’ of ‘HMS’.

1.Het procesverloop

1.1.
In de zaak 8056748 is op 20 september 2019 een verzoekschrift van de werknemer met producties bij de griffie ingekomen. De werkgever heeft een verweerschrift met producties ingediend, bij de griffie ingekomen op 7 januari 2020.
1.2.
In de zaak 8059104 is op 20 september 2019 een verzoekschrift van de werkgever met producties bij de rechtbank ingekomen.
1.3.
Op 15 januari 2020 heeft in beide zaken een gezamenlijke mondelinge behandeling plaatsgevonden. De gemachtigden van beide partijen hebben pleitaantekeningen overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling die zich in het dossier bevinden. Ter zitting heeft de werkgever het verzoek in de zaak 8059104 ingetrokken, zodat de kantonrechter in het hiernavolgende nog uitsluitend de verzoeken van de zaak 8056748 zal behandelen.

2.De feiten

2.1.
De werkgever is een publiek-private samenwerking tussen de gemeente Den Haag en Renewi Overheidsdiensten. De werkgever verzorgt binnen de gemeente Den Haag de inzameling van huishoudelijk afval, GFT-afval, grof huishoudelijk afval, glas, papier en textiel, alsmede de exploitatie van drie afvalbrengstations, plaagdierenbestrijding en gedurende de winterperiode de gladheidsbestrijding.
2.2.
Op grond van de Regeling uitvoering Afvalstoffenverordening Den Haag en Afvalstoffenverordering dienen inwoners van Den Haag hun afval gescheiden aan te bieden. Overtreding van de regels is een economisch delict en kan voor zowel de aanbieder als de inzamelaar tot boetes leiden.
2.3.
Voor het inzamelen van huishoudelijk afval hoeven de inwoners van Den Haag niet aanvullend te betalen. Voor de inlevering van bouw- en sloopafval dient wel aanvullend te worden betaald. In Den Haag gevestigde bedrijven moeten zelf zorgen dat hun afval wordt ingezameld.
2.4.
De werknemer, geboren op [geboortedag] 1962, is op 1 juni 1986 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) de werkgever. De laatste functie die de werknemer vervulde, is die van chauffeur belader. Daaraan voorafgaand heeft de werknemer vanaf 1 juni 1981 via een uitzendbureau bij de werkgever gewerkt. De werknemer is al sinds een groot aantal jaren met name belast met de inzameling van grofvuil.
2.5.
De door de werkgever aan de werknemer verstrekte salarisstrook van juli 2019 vermeldt een salaris van € 2.710,00 bruto per maand.
2.6.
Op 18 juli 2019 en 19 juli 2019 heeft de werknemer verklaringen afgelegd aan de werkgever, die door de werkgever op schrift zijn gesteld. De werknemer heeft die verklaringen op 19 juli 2019 ondertekend. De verklaringen luiden:
Verklaring [werknemer]
Op 15 juli 2019 reed ik mijn wijk samen met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . [betrokkene 1] reed in de ijzerbus en [betrokkene 2] reed met mij mee als de belader. Deze dag waren er geen bijzonderheden en reden wij in de wijk Moerwijk een grofvuil route.
Nadat ik te horen kreeg dat er een melding was binnengekomen heb ik het volgende verklaard. Ik stond stil met de wagen en ik werd aangesproken door en jongen met de vraag of we zijn busje konden leeghalen. Dit hebben we gedaan, in het busje zat hout en kozijnen. Het was een wit busje. We hebben alle 3 geholpen. Ik was me ervan bewust dat dit niet was toegestaan, als ik dit na 38 jaar nog niet weet. We hebben hier geld voor ontvangen, € 50,00. Dit geld is verdeeld onder ons drieën.
Hierna zijn we verder aan het werk gegaan. Het is nog nooit eerder gebeurd, hier ben ik 100% zeker van. Ik heb ook geen idee waar het vuil vandaan kwam.
[werknemer]
18 juli 2019
Verklaring [werknemer] d.d. 19 juli 2019
Gisteren heb ik verklaard dat er geld is aangenomen. Deze verklaring wil ik intrekken. Ik dacht dat [betrokkene 1] hier geld voor had gekregen. Er is geen geld aangenomen.
[werknemer]
19 juli 2019
2.7.
Op 22 juli 2019 is de werknemer door de werkgever op staande voet ontslagen.
2.8.
In de brief van de werkgever aan de werknemer van 22 juli 2019 met als onderwerp “ontslag op staande voet” is vermeld:
Inleiding
Op 18 juli jl. bereikte ons het bericht dat medewerkers van HMS mogelijk betrokken zijn bij activiteiten die in strijd zijn met de binnen HMS geldende regels en richtlijnen, namelijk het met gebruikmaking van een HMS voertuig inzamelen van afval zonder dat daarvoor een contractuele grondslag is, waarbij al dan niet een(geldelijke) vergoeding van de “klant” wordt ontvangen voor de inzameling (zwartladen). Van het zwartladen zijn cameraopnamen gemaakt. Volgens de ontvangen informatie zou u mogelijk in meer of meerdere mater bij deze activiteiten betrokken zijn.
Gesprek en op non-actiefstellingNaar aanleiding hiervan heeft er op donderdag 18 juli jl. met u een gesprek plaatsgevonden. U bent gevraagd of er zich op 15 juli 2019 bijzonderheden hadden voorgedaan. Dat was volgens u niet het geval.
Vervolgens hebben wij u geïnformeerd over het feit dat er een melding van onregelmatigheden was binnengekomen. Wij hebben u gevraagd of u wist waarop de melding betrekking zou kunnen hebben.
Vervolgens heeft u, alsnog, erkend dat u op 15 juli 2019 afval heeft ingezameld van een persoon of personen waarmee HMS geen overeenkomst heeft gesloten.
Samen met een tweetal collega’s heeft u afval uit een bedrijfsbus gehaald en dit in de kraakpers van het inzamelvoertuig gegooid. U had van HMS geen opdracht gekregen om dit te doen. Evenmin heeft u hierover overleg met HMS gevoerd.
U verklaarde hiervoor € 50,00 te hebben ontvangen. Dit bedrag is tussen de 3 betrokkenen verdeeld.
Na dit gesprek bent u, voor de duur van het verdere onderzoek en in afwachting van verdere besluitvorming, op non-actief gesteld met behoud van salaris.
Van het gesprek van 18 juli 2019 is een gespreksverslag gemaakt. U bent op 19 juli 2019 gevraagd om dit verslag te ondertekenen. Op dat moment bent u teruggekomen op de daags daarvoor door u afgelegde verklaring. U gaf aan dat er toch geen geld voor de inzameling was ontvangen en dit niet was verdeeld tussen de 3 medewerkers. U dacht dat een collega het geld had ontvangen, maar dit bleek bij nader inzien toch niet het geval te zijn, aldus uw verklaring op 19 juli 2019.
Ontslag op staande voet
Het onderzoek is recentelijk afgerond. Inmiddels zijn de definitieve onderzoeksresultaten bestudeerd en besproken binnen de directie van HMS. Hetgeen is voorgevallen vormt voor HMS aanleiding om de arbeidsovereenkomst met u met onmiddellijke ingang te beëindigen.
Middels deze brief bevestigen wij u dat u per direct, maandag 22 juli 2019 op staande voet bent ontslagen op basis van de aan ons gegeven bevoegdheid in het Burgerlijk Wetboek (artikel 7:678 ).
Dringende redenVoor wat betreft de reden van het ontslag op staande voet verwijzen wij naar het gevoerde gesprek en hetgeen reeds in deze brief is aangegeven. U heeft met gebruikmaking van een HMS voertuig afval ingezameld, zonder dat u daarvoor instructie van HMS heeft gehad. U heeft dit erkend.
U heeft geld aangenomen, ogenschijnlijk als tegenprestatie voor geleverde diensten. Ook dit heeft u aanvankelijk erkend. U heeft uw verklaring weliswaar ingetrokken, maar dat achten wij niet geloofwaardig. Het heeft er alle schijn van dat dit is gebeurd na overleg met uw collega’s in een poging om onze besluitvorming te beïnvloeden. Dit maak uw handelen zo mogelijk nog laakbaarder.
U bent ermee bekend dat er in de afgelopen jaren diverse medewerkers zijn ontslagen vanwege integriteitsschendingen, zoals het illegaal laden van afval, het laden van extra afval zonder deugdelijke registratie en/of het aannemen van geld en of goederen.
U bent op diverse manieren gewezen op de consequenties die dit soort niet integer handelen met zich brengt, namelijk ontslag (op staande voet). U heeft vrij recent nog een integriteitscursus gevolgd waarbij dit soort zaken aan bod is gekomen. U bent derhalve zeer goed bekend met de binnen HMS geldende regels en richtlijnen en ons zero tolerance beleid in dit soort zaken.
Door te handelen als voornoemd heeft u niet alleen de binnen HMS geldende regels en normen overtreden, maar heeft u ook ernstig in strijd gehandeld met hetgeen een goed werknemer betaamt. HMS moet u kunnen vertrouwen en erop kunnen rekenen dat u eerlijk en open handelt en handelt in het belang van HMS. U heeft door uw handelswijze uw plichten als goed werknemer juist ernstig veronachtzaamd en het vertrouwen van HMS in u onherstelbaar beschadigd.
U heeft uw eigen financiële belangen laten prevaleren boven de belangen van HMS en misbruik gemaakt van de vrijheid die met uw functie gepaard gaat. Dat is onacceptabel.
De in deze brief besproken gedragingen, handeling(en) en omstandigheden vormen, op zichzelf maar ook in onderlinge samenhang bezien met de gebeurtenissen uit het verleden, een dringende reden(en) om de arbeidsovereenkomst met u niet langer te laten voortduren. In redelijkheid kan dat ook niet langer van HMS worden gevergd. Te meer nu een gewaarschuwd man was en desondanks willens en wetens de bedrijfsregels van HMS aan uw laars heeft gelapt.
2.9.
Bij brief van 1 augustus 2019 heeft (de gemachtigde van) de werknemer geprotesteerd tegen het ontslag en heeft hij aangegeven dat er geen dringende reden is.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De werknemer verzoekt de kantonrechter bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
PRIMAIR
1. te verklaren voor recht dat aan de opzegging van de arbeidsovereenkomst geen dringende reden ten grondslag ligt;
2. aan de werknemer een transitievergoeding van € 66.96,- bruto toe te kennen;
3. de werkgever te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding van € 50.000,- bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding (ex artikel 7:681 lid 1 BW);
4. aan de werknemer een vergoeding van € 10.840,- bruto toe te kennen wegens onregelmatige opzegging (ex art. 7:672 lid 10 BW).
5. de werkgever te verplichten een correcte en gespecificeerde eindafrekening op te maken waarbij het opgebouwde vakantiegeld en de niet-genoten vakantiedagen worden uitbetaald;
6. de werkgever te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ex. art. 7:625 BW over de uit te betalen eindafrekening (opgebouwde vakantiegeld en opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen);
SUBSIDIAIR
7. Voor zover de kantonrechter oordeelt dat het ontslag rechtsgeldig is gegeven, verzoekt de werknemer om aan hem, ten laste van de werkgever, de transitievergoeding toe te kennen van € 66.916,- bruto nu geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer dan wel het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is;
8. de werkgever te verplichten een correcte en gespecificeerde eindafrekening op te maken waarbij het opgebouwde vakantiegeld en de niet-genoten vakantiedagen worden uitbetaald;
9. De werkgever te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten;
PRIMAIR EN SUBSIDIAIR
10. de werkgever te veroordelen tot betaling aan de werknemer van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
11. de werkgever te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, het salaris van de gemachtigde van de werknemer daaronder begrepen.
3.2.
De werknemer stelt daartoe – kort samengevat – het volgende. Er is geen sprake van een rechtsgeldig ontslag. De werknemer betwist de aangevoerde dringende reden. Op 15 juli 2019 reed de werknemer met twee collega’s de grofvuil route. Aangekomen bij een adres op de lijst, werden zij aangesproken door een oudere heer die hen vroeg of ze ook wat van hem wilden meenemen. De werknemer en zijn collega’s zagen daar geen kwaad in – zij waren vrijwel klaar met hun route – en hebben toen wat extra afval ingeladen. De werknemer noch zijn collega’s hebben daarvoor geld ontvangen. Het ontslag op staande voet is buitenproportioneel. Op geen enkele wijze heeft de werknemer zijn werkgever benadeeld. Er is niet frequent en nadrukkelijk gecommuniceerd dat het meenemen van wat extra vuil van een bewoner, zo streng bestraft zal worden. De werkgever heeft bij het gegeven ontslag geen rekening gehouden met de omstandigheden van het geval. De werknemer heeft de afgelopen 38 jaar een onberispelijke staat van dienst opgebouwd. De werknemer heeft ondanks zijn eenzijdige werkervaring en leeftijd een nieuwe tijdelijke baan gevonden. Het is nog onzeker of dat tot een vast contract zal leiden.
3.3.
De werkgever heeft een verweerschrift ingediend en verzoekt de vorderingen van de werknemer af te wijzen. Kort samengevat voert werkgever als verweer het volgende aan. De werknemer heeft ernstig in strijd gehandeld met de binnen HMS geldende integriteitsregels en werkinstructies. Hij heeft met gebruik making van een HMS-voertuig (bedrijfs)afval ingezameld zonder dat daarvoor een contractuele grondslag was. Deze afvalinzameling is niet geregistreerd of anderszins bekend gemaakt bij HMS. Het (bedrijfs)afval is vanuit een witte bestelbus overgeladen in het inzamelvoertuig en tussen het grof vuil gegooid. De werkgever is hier achter gekomen doordat een opsporingsambtenaar video-opnamen heeft gemaakt. Met die opnamen is de werkgever geconfronteerd, met de mededeling dat dergelijk handelen kwalificeert als een beboetbaar economisch delict. Voor de illegale inzameling hebben de werknemer en zijn twee collega’s geld ontvangen dat zij onderling hebben verdeeld. De werknemer heeft verklaard dat er € 50,- is betaald. De werkgever heeft één opdrachtgever en dat is de gemeente. De werkgever heeft zich contractueel verplicht om het afvalbeleid van de gemeente uit te voeren. Dit betekent dat de werkgever van haar werknemers verlangt dat zij zich exact aan de werkinstructies en bedrijfsregels houden. Indien er in deze schakel iets niet goed gaat, raakt dat direct de kern van de handelsactiviteiten van de werkgever en heeft dat rechtstreeks invloed op haar imago en de relatie met de gemeente. De werkgever probeert op allerlei manieren te voorkomen dat medewerkers toegeven aan de verleidingen waarmee zij te maken krijgt. Dat doet zij door informatie te verstrekken over de werkinstructies, integriteitsregels en sancties bij overtreding en door integriteitstrainingen.

4.De beoordeling

4.1.
De werknemer heeft het verzoekschrift tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
4.2.
De eerste vraag die ter beantwoording voorligt is of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De kantonrechter stelt bij de beoordeling van deze vraag het volgende voorop. Het ontslag op staande voet is een ultimum remedium, dat, gelet op de verstrekkende gevolgen ervan, slechts bij uitzondering mag worden gegeven. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 7:677 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag óf van zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Op HMS als werkgever rust de stelplicht en bewijslast van het bestaan en de dringendheid van de ontslagreden.
4.3.
Ten aanzien van de grond voor het ontslag op staande voet heeft het navolgende te gelden. De redenen voor het ontslag op staande voet zijn neergelegd in de ontslagbrief van 22 juli 2019. Uit die brief volgt dat de redenen voor het ontslag de volgende zijn:
- de werknemer heeft met gebruikmaking van een HMS voertuig afval ingezameld, zonder dat hij daarvoor instructie van de werkgever heeft gehad en
- de werknemer heeft geld aangenomen, ogenschijnlijk als tegenprestatie voor de geleverde diensten.
De werkgever stelt dat de werknemer daarmee heeft gehandeld in strijd met de geldende integriteitsregels en werkinstructies. De werkgever stelt verder dat de in de ontslagbrief besproken gedragingen, handeling(en) en omstandigheden, op zichzelf maar ook in onderlinge samenhang bezien met de gebeurtenissen uit het verleden, (een) dringende reden(en) voor ontslag opleveren.
4.4.
De werknemer heeft erkend dat hij op 15 juli 2019 samen met twee andere collega’s ( [betrokkene 2] en [betrokkene 1] ), zonder dat hij hiervoor opdracht had, extra vuilnis heeft ingeladen bestaande uit hout, glas, deuren en kozijnen. Op de adressenlijst die de werknemer die dag van zijn werkgever heeft meegekregen, stond niet vermeld dat hij dit afval moest ophalen. Hiermee staat tevens vast dat de werknemer wist dat het opgehaalde afval door de aanbieders niet was aangemeld en dat er dus geen contract was tussen de aanbieder(s) en de werkgever.
4.5.
Bij het verzoekschrift van de zaak 8059104 is door de werkgever een filmopname met geluid in het geding gebracht die is gemaakt door een opsporingsambtenaar. De filmopname laat zien dat vanuit een grote witte bus die met de achterkant tegen de achterkant van de vuilniswagen is geparkeerd, afval in de vuilniswagen (een kraakwagen) wordt geladen/gegooid. Het afval dat wordt ingeladen bestaat uit een klein en een groot raamkozijn met glas, verschillende houten delen en een stuk puin. Het geluid bij de filmopnamen laat glasgerinkel horen.
4.6.
Uit de filmopname en de omschrijving van het afval door de werknemer in zijn verklaring, staat voldoende vast dat het ingeladen afval, bouwafval betrof. Dit was voor de werknemer ook voldoende kenbaar, nu het afval vanuit een bus in de kraakwagen is gegooid. Zonder nadere toelichting, die de werknemer niet heeft gegeven, valt niet in te zien waarom de eigenaren van het afval dit afval in een busje zouden hebben geladen als het grofvuil betrof dat zij eenvoudig en gratis hadden mogen aanbieden door het (na aanmelding) voor de woning op straat te zetten. Naar het oordeel van de kantonrechter kan in het midden blijven of sprake was van bouwafval van een bedrijfsmatige verbouwing (en dus bedrijfsafval) of bouwafval van een particulier uitgevoerde verbouwing. In beide gevallen moet voor het inleveren van bouwafval worden betaald. In beide gevallen geldt dus dat de werkgever is benadeeld doordat de aanbieder voor het meenemen van het afval niet heeft betaald.
4.7.
De werknemer stelt dat hij en zijn collega’s vrijwel klaar waren met hun route en er geen kwaad in zagen om wat extra vuil mee te nemen.
4.8.
De werkgever heeft door de werknemer ondertekende ontvangstbewijzen overgelegd waaruit volgt dat de werknemer:
- op 22 juni 2010 het Veiligheids- en Gedragsdocument van de Van Gansewinkel Groep, en
- op 2 maart 2017 het HMS Regelingenboek heeft ontvangen.
4.9.
In hoofdstuk 4.4. van het Veiligheids- en Gedragsdocument staat onder meer:
Zonder voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van werkgever is het de medewerker niet toegestaan werkzaamheden te verrichten voor derden en /of voor eigen rekening.
4.10.
In het Regelingenboek zijn de kernwaarden van het bedrijf van werkgever opgenomen. De Huisregels maken onderdeel uit van het Regelingenboek. In de huisregels is onder meer opgenomen:
“Het is ten strengste verboden om geld en goederen aan te nemen van burgers en bedrijven. Ook het aannemen van consumpties onder voorwaarde van een tegenprestatie is niet toegestaan. Bij constatering hiervan volgt
onmiddellijkeen procedure disciplinaire maatregelen (Sanctiebeleid HMS en CAO hoofdstuk 12 e.v.)”
4.11.
In de overtredingenmatrix opgenomen in de Bedrijfsregeling Sanctiebeleid HMS staat dat in geval van het “
aannemen van geld, goederen, consumpties, afvalstoffen e.d.” de sancties schorsing en ontslag.
4.12.
De werkgever heeft ook een kopie overgelegd van het aan de werknemer uitgereikte certificaat voor zijn deelname in 2016 aan de sessie “Professionaliteit, Vertrouwen en Integriteit” waarbij aan de hand van casusposities uiteen is gezet wat wel en niet mag. De werkgever stelt verder bij periodieke toolbox informatiebijeenkomsten met chauffeurs en beladers ook integriteitskwesties en veiligheidsissues worden besproken.
4.13.
De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer op grond van de aan hem verstrekte informatie, die in ieder geval bestond uit het Veiligheids- en Gedragsdocument en het Regelingenboek met Huisregels en de overtredingenmatrix, en de door hem gevolgde integriteitstraining, wist of in ieder geval had behoren te weten dat het zonder opdracht meenemen van bouwafval niet licht zou worden opgevat en door zijn werkgever streng zou worden gesanctioneerd. Uit de door de werkgever overgelegde lijst van tijdens de integriteitstraining besproken casusposities volgt nota bene dat één van de casuspositie specifiek gaat over een situatie waarbij iemand vraagt bouwafval mee te nemen zonder dat dit door de aanbieder vooraf aan de gemeente is gemeld.
4.14.
Dat de werknemer moet hebben geweten dat wat hij deed niet was toegestaan wordt bovendien bevestigd door zijn schriftelijke verklaring: “
Ik was me er van bewust dat dit niet was toegestaan, als ik dit na 38 jaar nog niet weet.”.
4.15.
De werknemer betwist dat hij en zijn collega’s voor het meenemen van het afval geld hebben aangenomen. De werknemer heeft op 18 juli 2019 daarentegen verklaard dat er € 50,- is ontvangen en dat dat onder hen drieën is verdeeld. De werknemer is daar – nadat hij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft gesproken – op 19 juli 2019 op teruggekomen. De werkgever heeft onbestreden gesteld dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben erkend dat zij de werknemer hebben opgedragen om de op 18 juli 2019 afgelegde verklaring in te trekken.
4.16.
De kantonrechter acht het ongeloofwaardig dat de werknemer in eerste instantie verklaart heeft dat er € 50,- is ontvangen en onder hen drieën is verdeeld als dat in werkelijkheid niet is gebeurd. De werknemer heeft als verklaring gegeven dat hij niet behendig is met het onder woorden brengen wat hij bedoeld. Dat kan zo zijn, maar de werkgever heeft terecht aangevoerd dat het niet geloofwaardig is dat je hierdoor een gedetailleerde verklaring aflegt die niet met de werkelijkheid zou overeenstemmen. Je verklaart niet dat je geld hebt aangenomen en onderling hebt verdeeld als dat niet aan de orde is geweest. De kantonrechter acht het bovendien uiterst onwaarschijnlijk dat de werknemer en zijn twee collega’s hebben meegeholpen het bouwafval vanuit de bus in de kraakwagen te gooien, zonder dat daar enige vergoeding tegenover stond. Bovendien hebben [betrokkene 1] en [betrokkene 2] erkend dat zij de werknemer hebben opgedragen om zijn verklaring in te trekken, waaruit volgt dat de werknemer zelf geen aanleiding zag om zijn verklaring in te trekken. De kantonrechter gaat dan ook uit van de verklaring van de werknemer van 18 juli 2019 en komt daarom niet toe aan het opdragen van bewijs.
4.17.
Op de hierna te noemen gronden acht de kantonrechter het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig gegeven en dus niet een te zware sanctie. Bij dit oordeel heeft de kantonrechter het arbeidsverleden van de werknemer meegewogen en ook de (financiële) gevolgen die het ontslag voor de werknemer heeft.
4.18.
De kantonrechter acht het ontslag op staande voet rechtsgeldig gegeven en niet een te zware sanctie op grond van het volgende:
De werknemer heeft terwijl hij wist dat dit niet mocht, vanuit een andere bus een behoorlijke hoeveelheid bouwafval in een kraakwagen van zijn werkgever ingeladen en laten inladen. Hij heeft hierdoor zijn werkgever benadeeld omdat zonder betaling bouwafval is meegenomen. Ook heeft de werknemer hiermee het imago van de werkgever geschaad. Zijn handelwijze brengt met zich mee dat inwoners van Den Haag die het uitladen vanuit de witte bus hebben waargenomen of er over hebben gehoord, vaststellen dat het bedrijf van de werkgever het niet zo nauw neemt met de regels rond afvalscheiding. De werknemer heeft daarmee het verkeerde voorbeeld gegeven. Bovendien heeft hij het risico genomen dat aan zijn werkgever een boete zou worden opgelegd voor overtreding van de regels rond afvalscheiding. De overtreding is immers vastgelegd door een opsporingsambtenaar, die opnames heeft gemaakt waaruit blijkt dat het bouwafval tussen het “gewone” grof vuil in de kraakwagen is gegooid. Het bouwafval zat (ten behoeve van transport) in een bus, zodat ook daaruit voldoende duidelijk was dat het hier bouwafval betrof waarvoor moet worden betaald en de werknemer had de aanbieder heel eenvoudig naar het afvalbrengstation of een inleverpunt voor bedrijfsmatig afval kunnen en ook moeten verwijzen.
4.19.
De werknemer heeft voor het meenemen van het bouwafval geld aangenomen. Hiermee laat hij zien dat hij tegen betaling bereid is de geldende regels te overtreden. De werknemer heeft zijn eigen belang voor dat van zijn werkgever gesteld.
4.20.
Zowel het inladen van bouwafval als het aannemen van geld zijn aan te merken als een ernstige integriteitsschendingen. De werknemer heeft – ondanks alle informatie die over de kernwaarden en integriteitsregels is verstrekt en ondanks de integriteitstraining die de werknemer in oktober/november 2016 heeft gevolg – in strijd met deze regels gehandeld. De werknemer laat daarmee zien dat zijn werkgever hem niet kan vertrouwen.
4.21.
De gedragingen van de werknemer gaan rechtstreeks in tegen de kernwaarden van het bedrijf van de werkgever. Indien de werkgever zou toestaan dat haar werknemers het niet zo nauw nemen met deze regels verliest zij haar geloofwaardigheid. De werkgever kan dan ook niet anders dan zeer strikt en streng optreden.
4.22.
De werknemer heeft aangevoerd dat in tegenstelling tot hetgeen de werkgever beweert zeker niet frequent en nadrukkelijk is gecommuniceerd dat het meenemen van wat extra vuil zo streng bestraft zal worden. De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij. In de overtredingenmatrix, opgenomen in de Bedrijfsregeling Sanctiebeleid HMS, staat dat op het aannemen van afvalstoffen en op het aannemen van geld schorsing en ontslag volgt. Het stond de werkgever – zeker gezien de ernst van de overtredingen – dan ook vrij om direct over te gaan tot ontslag zonder het eerst geven van een waarschuwing.
4.23.
Het voorgaande leidt er toe dat de verzochte verklaring voor recht zal worden afgewezen. Nu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:673 lid 7 onder c BW is er geen grond voor toewijzing van een billijke vergoeding, een transitievergoeding of ene gefixeerde schadevergoeding.
4.24.
Met betrekking tot het verzoek tot het vertrekken van een correcte en gespecificeerde eindafrekening en de in verband daarmee verzochte wettelijke verhoging over de uit te betalen eindafrekening, geldt dat de werkgever ter zitting heeft gesteld dat alles reeds is uitbetaald, terwijl de werknemer dit niet, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft bestreden. Daarmee ontbreekt een grond voor toewijzing van deze verzoeken, zodat ook die verzoeken zullen worden afgewezen.
4.25.
De werknemer zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van de werkgever zoals hierna begroot.

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
veroordeelt de werknemer tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de werkgever tot en met vandaag vaststelt op € 480,- als het salaris van de gemachtigde van de werkgever;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. J.L.M. Luiten en op 16 januari 2020 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.