ECLI:NL:RBDHA:2020:2799
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel werd afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser had daarnaast een inreisverbod van twee jaar opgelegd gekregen. Tijdens de zitting op 5 maart 2020, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd het onderzoek gevoerd. De rechtbank had eerder op 10 maart 2020 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat er een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek was in het bestreden besluit, omdat de verklaringen van eiser bij de Kmar in de besluitvorming waren betrokken. Verweerder had echter aangegeven geen gebrek te zien en geen gebruik te maken van de mogelijkheid tot herstel. De rechtbank heeft in haar einduitspraak bevestigd dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit vernietigd, met de opdracht aan verweerder om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 525,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.