Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, die de Venezolaanse nationaliteit heeft, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, met een verzoek om schadevergoeding. De maatregel van bewaring werd op 18 maart 2020 opgeheven, waarna de rechtbank zich moest buigen over de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was geweest en of de eiser recht had op schadevergoeding.
De rechtbank overwoog dat de beoordeling zich beperkte tot de periode van 15 maart tot 18 maart 2020, aangezien de maatregel van bewaring op dat moment al was opgeheven. De eiser stelde dat het op 15 maart 2020 duidelijk was dat hij niet aan Spanje kon worden overgedragen, maar de rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring tot aan de opheffing rechtmatig was. De rechtbank concludeerde dat de termijn voor overdracht volgens de Dublinverordening nog niet was verstreken en dat de staatssecretaris binnen een redelijke termijn had gehandeld door de maatregel op te heffen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier. Vanwege de coronamaatregelen werd de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.