ECLI:NL:RBDHA:2020:2750
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige voortduring van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de voortduring van een maatregel van bewaring van een eiser van Myanmarese nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd op 25 januari 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het moment van de uitspraak van 14 februari 2020, maar dat de voortduring van de maatregel na het verstrijken van de overdrachtstermijn in strijd was met artikel 28, derde lid, van de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was vanaf 3 maart 2020 tot aan de opheffing op 23 maart 2020. Eiser heeft recht op schadevergoeding voor de onrechtmatige detentie van 21 dagen, vastgesteld op € 1.680,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 525,-. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Naganathar, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.