ECLI:NL:RBDHA:2020:2742
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Soedanese nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser had eerder in Frankrijk asiel aangevraagd en verweerder verzocht om hem terug te nemen. Eiser stelde dat er in Frankrijk structurele tekortkomingen waren in de asielprocedure en dat terugkeer naar Frankrijk een schending van zijn mensenrechten zou opleveren, gezien zijn medische situatie en de lockdown door het coronavirus.
De rechtbank overwoog dat verweerder in principe mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat betekent dat men ervan uitgaat dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser slaagde er niet in om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders was. De rechtbank concludeerde dat de door eiser overgelegde informatie niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Frankrijk. Bovendien werd vastgesteld dat de medische zorg in Frankrijk vergelijkbaar was met die in Nederland en dat er geen reden was om aan te nemen dat eiser niet de benodigde zorg zou ontvangen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.