Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2020 uitspraak gedaan over de voorlopige vreemdelingenbewaring van een Nigeriaanse man, ingesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring werd opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, met een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 19 maart 2020 gesloten, na ontvangst van de gronden van het beroep en de reactie van de verweerder op dezelfde dag.
De rechtbank heeft besloten af te zien van het horen van de vreemdeling, ondanks de wettelijke verplichting daartoe, vanwege de bijzondere omstandigheden rondom de coronacrisis. De rechtbank oordeelt dat het recht van de vreemdeling om gehoord te worden niet absoluut is en dat in deze uitzonderlijke situatie de rechten van eiser voldoende gewaarborgd zijn door de mogelijkheid voor zijn gemachtigde om schriftelijk zijn standpunt kenbaar te maken. De rechtbank concludeert dat het niet horen van eiser geen reden is voor gegrondverklaring van het beroep.
Eiser heeft ook aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting en dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat de tijdelijke belemmeringen door de coronamaatregelen geen reden zijn om te concluderen dat uitzetting niet binnen een redelijke termijn zal plaatsvinden. Eiser's beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.