ECLI:NL:RBDHA:2020:2721

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
20.7141
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het kader van vreemdelingenrecht tijdens de coronacrisis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduring van de maatregel van bewaring van een Ethiopische vreemdeling, eiser, die op 11 december 2019 deze maatregel opgelegd kreeg op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft op 19 maart 2020 beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het onderzoek op 24 maart 2020 gesloten zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot 12 maart 2020. Eiser stelt dat er momenteel geen zicht op uitzetting is vanwege de coronamaatregelen, die gedwongen terugkeer naar Ethiopië belemmeren. De rechtbank concludeert echter dat, hoewel de mogelijkheden tot terugkeer tijdelijk beperkt zijn, er geen bewijs is dat uitzetting op lange termijn onmogelijk is. De rechtbank oordeelt dat de voortduring van de bewaring niet in strijd is met de wet en dat deze gerechtvaardigd is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.7141

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], geboren op [geboortedag] 1981, van Ethiopische nationaliteit, eiser,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 11 december 2019 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring op 19 maart 2020 beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft op 20 maart 2020 een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hier op 23 maart 2020 op gereageerd.
De rechtbank heeft het onderzoek op 24 maart 2020 gesloten en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 13 maart 2020 (in de zaak NL20.5714) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 12 maart 2020 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. Dit omdat er momenteel volgens landeninformatie van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) geen gedwongen terugkeer naar het land van herkomst plaatsvindt als gevolg van het coronavirus. Ten aanzien van Dublinzaken is gedwongen overdracht als gevolg van het coronavirus ook stopgezet. Als eiser niet naar het land van herkomst kan worden uitgezet dan is vreemdelingenbewaring niet langer mogelijk of noodzakelijk, aldus eiser. Daar komt bij dat DT&V thans ook is gestopt met voortgangsgesprekken. Eiser stelt dat er geen feitelijke uitzetting kan plaatsvinden omdat het vliegverkeer naar het land van herkomst niet meer mogelijk is. Eiser stelt dat hij al geruime tijd in bewaring zit en dat verweerder dan ook niet voortvarend bezig is met het terugsturen van eiser.
4. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat op dit moment zicht op uitzetting binnen redelijke termijn ontbreekt. Hoewel in verband met het coronavirus de mogelijkheden tot terugkeer op dit moment beperkt zijn, is niet gebleken dat terugkeer binnen redelijke termijn in zijn geheel niet mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat op dit moment sprake is van tijdelijke belemmeringen voor uitzetting naar Ethiopië vanwege het coronavirus en dat die niet meebrengen dat zicht op uitzetting naar Ethiopië thans geheel ontbreekt. Verweerder heeft op 16 maart 2020 een verzoek vaststelling nationaliteit doorgezet naar de ambassade in Ethiopië en verzocht deze door te geleiden naar de betreffende Ethiopische autoriteiten. Van belang daarbij is dat verweerder bij de betreffende autoriteiten blijft rappelleren en contact onderhoudt. Daarnaast is er nog geen laissez-passer voor eiser beschikbaar zodat het boeken van een vlucht en de daadwerkelijke uitzetting nog niet aan de orde is. De huidige belemmeringen in verband met het coronavirus zijn dan ook niet van invloed op de tijd die nodig is om tot uitzetting te komen. Gelet op de ontwikkelingen rond het coronavirus is het niet uit te sluiten dat deze situatie nog enige tijd zal duren, maar op dit moment ziet de rechtbank nog geen aanleiding om aan te nemen dat de beperkingen zodanig lang zullen duren dat reeds geoordeeld kan worden dat uitzetting naar Ethiopië niet binnen redelijke termijn zal kunnen plaatsvinden.
5. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat voortduring van de bewaring niet in strijd is met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. Voor zover de rechtmatigheid van het voortduren van de bewaring aan het ambtshalve oordeel van de rechtbank is onderworpen, ziet de rechtbank evenmin grond om de bewaring onrechtmatig te achten.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T.C. Wijsman, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. van der Bruggen, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is in het openbaar geschied en bekendgemaakt op: 25 maart 2020
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.