ECLI:NL:RBDHA:2020:2706

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
NL20.356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die een asielaanvraag had ingediend, was niet verschenen op de zitting en had zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 24 januari 2020 geregistreerd staat als met onbekende bestemming vertrokken. Dit leidde de rechtbank tot de vraag of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond had afgewezen.

De gemachtigde van eiser heeft op 3 februari 2020 laten weten dat hij niet kon reageren op de vragen van de rechtbank zonder zijn beroepsgeheim te schenden en dat hij niet ter zitting zou verschijnen. Gezien het feit dat eiser niet meer in Nederland verblijft en niet ter zitting is verschenen, concludeerde de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op toelating door Nederland. Hierdoor had eiser geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter K.M. de Jager in aanwezigheid van griffier J.A.B. Koens. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.356
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Jonkman).

ProcesverloopBij besluit van 30 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.357, plaatsgevonden op 5 februari 2020. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep.
2. Bij brief van 1 februari 2020 heeft verweerder de rechtbank geïnformeerd dat eiser sinds 24 januari 2020 staat geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken.
3. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser in de gelegenheid gesteld om te reageren op de brief van verweerder van 1 februari 2020. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank op 3 februari 2020 geïnformeerd dat hij de vragen die de rechtbank hem heeft gesteld niet kan beantwoorden, omdat hij dan zijn beroepsgeheim schendt. Verder heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank meegedeeld dat hij niet ter zitting zal verschijnen.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser per 24 januari 2020 staat geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft niet aangegeven wanneer hij voor het laatst contact met eiser heeft gehad en of hij weet of eiser nog in Nederland verblijft. Ook is eiser niet ter zitting verschenen. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op toelating door Nederland. Om die reden heeft eiser niet langer belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
5. Omdat het procesbelang is komen te ontvallen, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier, op 5 februari 2020.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.