ECLI:NL:RBDHA:2020:2706
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die een asielaanvraag had ingediend, was niet verschenen op de zitting en had zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 24 januari 2020 geregistreerd staat als met onbekende bestemming vertrokken. Dit leidde de rechtbank tot de vraag of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond had afgewezen.
De gemachtigde van eiser heeft op 3 februari 2020 laten weten dat hij niet kon reageren op de vragen van de rechtbank zonder zijn beroepsgeheim te schenden en dat hij niet ter zitting zou verschijnen. Gezien het feit dat eiser niet meer in Nederland verblijft en niet ter zitting is verschenen, concludeerde de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op toelating door Nederland. Hierdoor had eiser geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter K.M. de Jager in aanwezigheid van griffier J.A.B. Koens. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.