Op 27 maart 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 november 2017 betrokken was bij een verkeersongeval op de Wassenaarseweg te Katwijk. De verdachte, die met zijn bestelauto op de verkeerde weghelft terechtkwam, botste frontaal tegen een tegemoetkomende personenauto, bestuurd door het slachtoffer, die als gevolg van de aanrijding overleed. De rechtbank moest beoordelen of de verdachte schuld had aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte mogelijk een black-out had ervaren, wat zou kunnen leiden tot verontschuldigbare onmacht.
Tijdens de zitting op 13 maart 2020 werd het standpunt van de officier van justitie toegelicht, die stelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend had gereden. De verdediging betoogde dat er geen sprake was van schuld, omdat de verdachte niet in staat was om zijn voertuig onder controle te houden door de veronderstelde black-out. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling van de verdediging en dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend had gedragen, wat leidde tot de fatale aanrijding.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de nodige aandacht had gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie, en dat hij niet zoveel mogelijk rechts had gereden. De rechtbank verklaarde het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en legde een taakstraf van 200 uur op, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op de nabestaanden van het slachtoffer.