ECLI:NL:RBDHA:2020:2650
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Zorgmachtiging en verplichte zorg in het kader van geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2020 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden en bepaalde vormen van verplichte zorg voor de duur van vier maanden. De beschikking is gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie, die een zorgmachtiging heeft aangevraagd op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene, geboren in 1997, die momenteel verblijft in een accommodatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis.
Tijdens de zitting heeft de advocaat van de betrokkene primair afwijzing van de zorgmachtiging bepleit, waarbij de betrokkene zelf aangaf dat hij niet psychotisch is en niet wil worden opgenomen. De ouders van de betrokkene hebben ook hun bezorgdheid geuit over de lange duur van de opname. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat de betrokkene onvoldoende bereidheid toont om mee te werken aan vrijwillige zorg. Daarom is verplichte zorg noodzakelijk geacht.
De rechtbank heeft de verzochte vormen van zorg beoordeeld en bepaald dat het toedienen van medicatie, medische controles en toezicht voor de duur van zes maanden noodzakelijk zijn, terwijl de beperkingen in bewegingsvrijheid, insluiting en andere maatregelen voor de duur van vier maanden zijn toegestaan, maar alleen gedurende een opname in een accommodatie. De rechtbank heeft de overige verzoeken afgewezen en geconcludeerd dat de zorgmachtiging voldoet aan de criteria van de Wvggz. De beschikking is op 19 maart 2020 schriftelijk vastgesteld en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.