ECLI:NL:RBDHA:2020:2615

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
24 maart 2020
Zaaknummer
NL20.402
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Algerijnse nationaliteit buiten behandeling gesteld wegens niet verschijnen bij gehoor

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, had op 29 maart 2019 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 6 januari 2020 buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet was verschenen bij het eerste gehoor op 20 december 2019. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 29 januari 2020 heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris ook een gemachtigde had gestuurd.

De rechtbank overweegt dat eiser niet is verschenen bij het gehoor en dat er geen geldige reden is opgegeven voor zijn afwezigheid. De verklaring van eisers gemachtigde dat eiser moeite heeft om te vertellen, werd door de rechtbank niet als verschoonbaar beschouwd. De rechtbank verwijst naar een medisch advies van FMMU, waaruit blijkt dat eiser, rekening houdend met enkele beperkingen, wel gehoord kan worden. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd die zijn afwezigheid zouden kunnen onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld. Eiser is niet verschenen zonder dat er bewijs is dat hij medisch niet in staat was om te verschijnen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt, en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.402
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. R.P. van Empel-Bouman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 6 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.403, plaatsgevonden op 29 januari 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft op 29 maart 2019 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser niet verschenen is bij het eerste gehoor van 20 december 2019 en hieraan geen geldige reden ten grondslag ligt. De verklaring van eisers gemachtigde dat eiser haar heeft verteld dat hij vermoedelijk niet naar het gehoor zou komen omdat hij te veel moeite heeft om te vertellen, acht verweerder niet verschoonbaar. Verweerder stelt dat op geen enkele wijze is onderbouwd is dat eiser vanwege het bestaan van psychische problemen niet zou kunnen worden gehoord. Uit het medisch advies van FMMU van 16 april 2019 blijkt immers dat eiser - indien rekening gehouden wordt met enkele beperkingen - gehoord kan worden.
3. Eiser voert aan dat het juist is dat er geen medische stukken zijn overgelegd, maar daar is zijns inziens volgens WI 2010/13 ook geen noodzaak toe. De opmerking van zijn gemachtigde en de inhoud van het dossier van zijn jongere broer [naam 2] hadden voor verweerder aanleiding moeten zijn om zijn zaak in de verlengde procedure te behandelen. Eiser is een kwetsbare asielzoeker zodat extra zorgvuldigheid is vereist. Verweerder heeft hier niet naar gehandeld.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld. Eiser is niet verschenen voor het eerste gehoor van 20 december 2019, terwijl niet gebleken is dat hij hiertoe medisch niet in staat was. De niet onderbouwde verklaring van de gemachtigde, dat eiser moeite heeft om zijn verhaal te vertellen, heeft verweerder - gelet op het FMMU advies van 16 april 2019 - onvoldoende kunnen achten om het niet verschijnen verschoonbaar te achten. Verder blijkt uit een telefoonnotitie van verweerder van 20 december 2019 dat het COA eiser meerdere keren heeft verzocht uit bed te komen en in de taxi te stappen om naar het gehoor te gaan, maar dat eiser dat niet wilde. Nu niet is onderbouwd dat eiser niet kon worden gehoord, bestond er voor verweerder geen enkele aanleiding om nader onderzoek te doen. Het beroep op WI 2010/13 faalt daarom. De verwijzing naar de inhoud van het dossier van zijn jongere broer [naam 2] kan evenmin tot een ander oordeel leiden.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.