3.3De beoordeling van de tenlastelegging
[aangever] heeft aangifte gedaan van (poging) zware mishandeling gepleegd te Nieuwveen, binnen de gemeente Nieuwkoop en heeft verklaard dat hij op 5 september 2017 met zijn camper reed over de [plaats 4] toen hij op de naastgelegen ventweg werd ingehaald door een Audi A3. Hij schrok ervan dat deze auto hard langs fietsende kinderen reed.Hij heeft vervolgens op de toeter van zijn auto gedrukt en de bestuurder met handgebaren erop gewezen dat zijn snelheid naar beneden moest. De bestuurder lachte, stak zijn middelvinger op en reed hierna nog steeds met grote snelheid over de ventweg. Bij de rotonde van de [plaats 1] en de [plaats 4] zag aangever de auto staan en heeft hij zijn camper op het kruispunt geparkeerd om de bestuurder aan te spreken op zijn rijgedrag. Aangever is naar de bestuurder gelopen en heeft op het raam aan de bestuurderszijde geklopt. De bestuurder bleef lachen. Aangever heeft even aan de portier van de auto gevoeld, maar voelde dat deze op slot was. Hierna is aangever omgekeerd en weggelopen. Tijdens het weglopen gaf aangever met de vlakke hand een klap op de motorkap. Toen hij wegliep naar zijn camper, werd aangever plotseling van achteren aangereden. Hij werd aangereden tegen zijn rechterkuit, is door de lucht gevlogen en is vervolgens op zijn buik terecht gekomen. Terwijl aangever op de grond lag, zag hij dat de bestuurder van de grijze Audi zijn auto in zijn achteruit zette en vervolgens om aangever heen stuurde om weg te rijden.
[getuige] heeft verklaard dat zijn weg bij het naderen van het kruispunt van de [plaats 2] met de [plaats 3] werd versperd door een grijze Audi en een bestelbusachtig voertuig. Hij stond achter de Audi en het andere voertuig stond ervoor op een afstand van ongeveer twee meter, waardoor de Audi niet kon wegrijden. Naast de Audi stond bij het bestuurdersportier een vrij forse man.De getuige zag dat hij het portier probeerde te openen. Vervolgens zag de getuige dat de persoon het portier niet open kreeg en vervolgens op het raam tikte en gebaarde dat de verdachte uit de auto moest komen. Dat gebeurde niet. De man liep voor de Audi langs naar zijn eigen auto en sloeg hierbij met zijn rechtervuist hard op de motorkap. Hierna begon de Audi te rijden. De getuige hoorde dat het toerental van de motor opliep en zag dat de Audi in de richting van de man stuurde. De auto raakte de man van achteren tegen zijn been. De man maakte vervolgens een duikeling van 1 à 1,5 meter hoog tot boven de motorkap. De Audi reed vervolgens om het andere voertuig heen en reed op hoge snelheid de kruising van de [plaats 2] op.
De verdachte, die heeft verklaard de eigenaar te zijn van de Audi met kenteken [kenteken], heeft bij de politie verklaard dat hij zo’n 60 kilometer per uur reed op de ventweg. De aangever reed over de N231 naast hem en deze begon naar hem te toeteren en te gebaren. Hij gebaarde terug met zijn middelvinger. Hij zag dat de aangever toen erg boos werd. De verdachte is harder gaan rijden om de aangever voor te blijven. Daarna heeft de aangever hem klemgereden bij het kruispunt over de [plaats 1] in Nieuwveen. De aangever schreeuwde tegen hem dat hij uit de auto moest komen en trok aan de deur. De verdachte had een soort black-out, was in paniek en wilde weg. De aangever sloeg op de motorkap. De verdachte heeft verder verklaard dat het nooit zijn bedoeling is geweest om iemand te verwonden, dat hij de aangever misschien wel heeft geraakt, maar dat dit niet zo hard was dat hij door de lucht vloog. De verdachte zag in zijn spiegel dat de aangever weer opstond en in zijn auto stapte. De verdachte dacht dat de aangever weer achter hem aan zou komen en is hierop weggereden.Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij zich het moment van de aanrijding niet meer kan herinneren. Wel weet de verdachte nog dat hij erg in paniek was en de deuren van de auto op slot had gedaan.
Conclusie met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat sprake is geweest van onenigheid in het verkeer, waarbij aangever de verdachte wilde aanspreken op zijn – naar de mening van aangever – onverantwoordelijk rijgedrag. Aangever heeft hierbij zijn voertuig voor de auto van de verdachte geparkeerd, is naar de auto van de verdachte toegelopen, heeft op het raam van het bestuurdersportier geklopt, heeft geprobeerd het portier van de auto van de verdachte te openen en heeft vervolgens bij het weglopen op de motorkap van de auto van de verdachte geslagen. Hierna is de verdachte weggereden en heeft hij aangever met zijn auto geraakt op zijn rechterkuit, waardoor aangever ten val is gekomen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het handelen van de verdachte kan worden gekwalificeerd als zware mishandeling (1 primair), een poging tot zware mishandeling (1 subsidiair) of mishandeling (1 meer subsidiair). Hiervoor is vereist dat kan worden bewezen dat bij de verdachte sprake was van opzet dan wel voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (feit 1 primair en subsidiair) dan wel op het mishandelen van aangever (feit 1 meer subsidiair).
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier en de verklaring van de verdachte niet volgt dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om aangever pijn en/of (zwaar lichamelijk) letsel toe te brengen.
Dit neemt niet weg dat de verdachte gedragingen kan hebben verricht waardoor hij in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op pijn en/of (zwaar lichamelijk) letsel bij aangever. Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer willens en wetens de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De rechtbank moet deze vraag objectief en feitelijk benaderen.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat de verdachte aangever opzettelijk heeft aangereden. Enige vorm van vastlegging van de situatie ter plaatse door de politie, ontbreekt. Zo blijkt uit het dossier niet op welke afstand het voertuig van de verdachte en het voertuig van aangever van elkaar stonden, op welke wijze de verdachte aangever heeft geraakt en of de verdachte ook andere mogelijkheden had om weg te rijden en of hij derhalve bewust in de richting van aangever is gereden. Ook uit het oplopende toerental van de motor van de verdachte (waarover door [getuige] is verklaard), kan naar het oordeel van de rechtbank niets worden afgeleid met betrekking tot de snelheid waarmee de verdachte reed en het opzet dat de verdachte moet hebben gehad; als een auto immers vanuit stilstand wegrijdt, gaat het toerental van de auto omhoog.
Gelet op het vorengaande, kunnen geen van de onder 1 tenlastegelegde varianten wettig en overtuigend worden bewezen nu voor al deze varianten (voorwaardelijk) opzet is vereist.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
Conclusie met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank stelt vast dat aangever heeft verklaard dat hij door de verdachte is aangereden, waardoor hij door de lucht is gevlogen en dat hij hierdoor letsel heeft opgelopen. [getuige] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de verdachte tegen het been van aangever is gereden en dat aangever een duikeling maakte van 1 a 1,5 meter hoog tot boven de motorkap. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in zijn spiegel zag dat aangever opstond. Dit impliceert naar het oordeel van de rechtbank dat aangever voor dat moment niet stond en dat de verdachte dat dus gezien heeft. Gelet op het vorengaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte, die ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zich de aanrijding niet meer kon herinneren, redelijkerwijs moest vermoeden dat hij een ander had geraakt met zijn voertuig en dat hij die ander hierbij schade dan wel letsel had toegebracht. Desondanks heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde.