ECLI:NL:RBDHA:2020:2583
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 2 mei 2019 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Tegen het voortduren van deze maatregel heeft de eiser beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. Op 17 maart 2020 heeft de verweerder de maatregel van bewaring opgeheven, waarna de rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was.
De rechtbank heeft zich in deze uitspraak beperkt tot de vraag of de eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de maatregel van bewaring was opgeheven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring tot het moment van opheffing rechtmatig was, zoals eerder beoordeeld in een uitspraak van 17 februari 2020. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te oordelen dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering was, aangezien de aanvraag om een laissez-passer nog in behandeling was en de eiser niet actief meewerkte aan zijn uitzetting.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.