De rechtbank Den Haag heeft op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 34-jarige vrouw, die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van 12 zakken hennep en 314 hennepplanten. De verdachte werd op 30 maart 2018 in Zoetermeer aangehouden, waar in haar woning een hennepkwekerij werd aangetroffen. Tijdens de zitting op 4 maart 2020 heeft de officier van justitie, mr. M. Lambregts, gevorderd dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen zou worden verklaard. De verdediging, vertegenwoordigd door haar raadsvrouw mr. L.A. Versteegh, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen wetenschap had van de hennep in haar woning.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vanaf november 2017 op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat de hennep zich in de machtssfeer van de verdachte bevond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk aanwezig had gehad van de hennep en de hennepplanten, en dat zij daarmee in strijd handelde met de Opiumwet. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf op van 60 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht.
De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerder strafblad en de rechtbank vond de opgelegde straf passend in verhouding tot de gepleegde feiten.