Op 18 maart 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 33-jarige man, die werd beschuldigd van het telen, aanwezig hebben en vervoeren van hennep, alsook van diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 180 uren. De zaak kwam ter terechtzitting op 4 maart 2020, waar de officier van justitie, mr. M. Lambregts, de vordering indiende en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.A. Versteegh, zijn verdediging voerde.
De tenlastelegging omvatte onder andere het telen van hennepplanten in de periode van 1 november 2017 tot en met 29 maart 2018 in Zoetermeer, alsook de diefstal van elektriciteit die nodig was voor de hennepkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat er voldoende bewijs was om de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De rechtbank heeft daarbij onder andere gekeken naar de bekennende verklaring van de verdachte en de proces-verbalen van de politie.
De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had een hennepkwekerij in zijn woning en heeft op professionele wijze een groot aantal hennepplanten geteeld. Dit heeft niet alleen bijgedragen aan de verslavingsproblematiek, maar ook aan de handel in hennep, wat vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. De rechtbank heeft ook het strafblad van de verdachte in overweging genomen, waaruit bleek dat hij eerder met de wet in aanraking is gekomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten tot de opgelegde straffen, met als doel de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.