ECLI:NL:RBDHA:2020:2554

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
NL20.5883 en NL20.6413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en terugkeerbesluit met beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de vreemdelingenbewaring van een Algerijnse eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen twee besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het eerste besluit betrof een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar, terwijl het tweede besluit de maatregel van bewaring inhield. De rechtbank heeft op 20 maart 2020 de zitting gehouden, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht de maatregel van bewaring had opgelegd, omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank concludeerde dat de eiser zonder identiteitsdocument of geldig visum naar Nederland was gereisd, wat de zware grond voor de maatregel onderstreepte. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelde bij de voorbereiding van zijn vertrek. De rechtbank verklaarde de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter D. Biever, in aanwezigheid van griffier J.J. Brands. Vanwege coronamaatregelen werd de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden gepubliceerd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.5883 en NL20.6413

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. W.A.E.M. Amesz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.M.A. van der Heijden).

Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2020 (bestreden besluit 1) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiser de maatregel van bewaring (bestreden besluit 2) op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 opgelegd.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Dit beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk in de Arabische taal is verschenen M. Essebai. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1986.
Over bestreden besluit 1
In het terugkeerbesluit heeft verweerder vermeld dat een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb 2000 heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Verweerder heeft ter zitting de zware grond onder 3d laten vallen.
Eiser betwist de zware gronden onder 3a, 3b en 3c en voert aan dat hij op de weg is aangehouden vlak nadat hij de grens was gepasseerd waardoor er voor hem geen mogelijkheid was om zich te melden.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de zware grond onder 3a ten grondslag heeft gelegd aan de maatregel. Eiser is zonder identiteitsdocument of geldig visum naar Nederland gereisd waardoor hij niet op de voorgeschreven wijze is ingereisd. Eiser heeft voordat hij hier naartoe kwam vier jaar illegaal in Frankrijk verbleven nadat zijn visum was verlopen na 2 mei 2016 blijkens de EU-VIS-bevraging en zijn eigen verklaring.
Reeds uit de toepasselijkheid van de zware grond onder 3a en de – niet bestreden – lichte gronden blijkt voldoende dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Er zijn geen gronden aangevoerd tegen het opgelegde inreisverbod. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bestreden besluit op goede gronden heeft genomen.
Over bestreden besluit 2
In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. In de maatregel heeft verweerder dezelfde gronden gehanteerd als die hierboven zijn genoemd bij het terugkeerbesluit.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is opgelegd en verwijst hiertoe naar de hiervoor weergegeven overwegingen ten aanzien van de gronden.
Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering. Zo heeft eiser verklaard zo snel mogelijk naar Frankrijk te willen vertrekken en heeft verweerder eerst op 9 maart 2020 een vertrekgesprek met hem gevoerd. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat is onderzocht of eiser geclaimd kan worden bij de Franse autoriteiten, maar dat die op 10 maart 2020 het verzoek hebben afgewezen. Vervolgens heeft verweerder op diezelfde dag een procedure gestart voor het verkrijgen van een laissez-passer naar Algerije.
In hetgeen eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering uit Nederland. De reden hiervoor is dat verweerder mag onderzoeken naar welk land eiser kan worden uitgezet en waar zijn toegang is gewaarborgd. Nu eiser in het bezit is geweest van een Frans visum, lag het voor verweerder in de rede om de mogelijkheid te onderzoeken of eiser kan worden uitgezet naar Frankrijk. Verweerder heeft na afwijzing van de claim op dezelfde dag een procedure voor een laissez-passer gestart naar eisers land van herkomst. Hiermee heeft verweerder voldoende voortvarend gehandeld. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Over de beroepen
De beroepen tegen de bestreden besluiten zijn ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van J.J. Brands, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl. Deze uitspraak is gedaan op
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.