ECLI:NL:RBDHA:2020:2543

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
22 maart 2020
Zaaknummer
NL19.5307 en NL19.5309
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvragen op basis van Dublinverordening en medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van eisers, bestaande uit een moeder en haar minderjarige kinderen, tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, van Afghaanse nationaliteit, hadden herhaalde aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris niet in behandeling zijn genomen op grond van de Dublinverordening, waarbij Kroatië als verantwoordelijk land werd aangewezen. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd, omdat deze onvoldoende gemotiveerd waren in het licht van de medische omstandigheden van de eisers, die onder behandeling stonden voor psychische problemen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de adviezen van behandelaren en het Bureau Medische Advisering niet adequaat had betrokken in de besluitvorming. De rechtbank heeft verweerder opgedragen nieuwe besluiten te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de medische situatie van de eisers en de belangen van de kinderen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1050,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.5307 en NL19.5309

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer] ,

mede namens haar minderjarige kinderen,
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2012,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2013 en
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum 4] 2016,
en

[eiser] , eiser, V-nummer [v-nummer] ,

hierna tezamen: eisers,
(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Singh).

Procesverloop

Bij besluiten van 7 maart 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de herhaalde aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2020. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen H.C. Khanna. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum 5] 1993 en eiser op [geboortedatum 6] 1981. Eisers hebben allen de Afghaanse nationaliteit. Eerder hebben eisers op 9 augustus 2018 eenzelfde aanvraag ingediend. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, heeft bij uitspraak van 7 december 2018 het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag ongegrond verklaard, nu eisers in de eerste plaats niet aannemelijk hebben gemaakt dat in zijn algemeenheid of ten aanzien van eisers in het bijzonder niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Kroatië kan worden uitgegaan. Ook heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, geoordeeld dat het beroep op het arrest C.K. e.a. tegen Slovenië van het Hof van Justitie van de Europese Unie [1] niet kan slagen, omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat overdracht zal leiden tot onomkeerbare gevolgen van de gezondheidstoestand. Ook is niet concreet aangetoond dat voor hen passende medische zorg in Kroatië ontbreekt. Bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 januari 2019 is voornoemd oordeel bevestigd en in rechte vast komen te staan.
2. Op 24 januari 2019 hebben eisers onderhavige aanvraag ingediend omdat zij menen dat verweerder op grond van nieuwe medische stukken alsnog de asielaanvragen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich zou moeten trekken. Met behulp van deze stukken kan volgens eisers worden aangetoond dat overdracht naar Kroatië voor zowel eiseres als [eiseres] (een zoon van eiseres) zal leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidssituatie. De volgende stukken zijn overgelegd:
- een brief van [A] en [E] , beide behandelend psychologen van [eiseres] ;
- een e-mailbericht van [C] , huisarts in het AZC Heerhugowaard;
- een patiëntdossier van [eiseres] van 22 januari 2019;
- een patiëntdossier van eiseres van 22 januari 2019.
3. Verweerder heeft de aanvragen niet in behandeling genomen en de bestreden besluiten gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard. In de aangevoerde medische omstandigheden heeft verweerder, mede gelet op het arrest C.K. tegen Slovenië, geen aanleiding gezien de aanvraag met toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken.
4. Het Bureau Medische Advisering is op 26 maart 2019 verzocht een advies uit te brengen over eiseres en [eiseres] . Beide adviezen dateren van 8 juli 2019. Voor beide eisers is vastgesteld dat zij in staat kunnen worden geacht te reizen in gezinsverband, waarbij er geen medische voorzieningen voor, tijdens of direct na de reis noodzakelijk worden geacht.
5.1
Psycholoog [D] , werkzaam bij i-psy, heeft als behandelend psycholoog van eiseres bij brief van 17 december 2019 zijn reactie op het BMA-advies gegeven. Severien stelt dat het BMA zich ten onrechte niet heeft uitgelaten over de gevolgen van een gedwongen uitzetting naar Kroatië op de psychische toestand van eiseres. Het stoppen van de behandeling vanwege een gedwongen uitzetting zal kunnen leiden tot een forse toename van de PTSS-klachten en depressieve symptomen. Dit zal kunnen leiden tot het ontstaan van een medische noodsituatie met als gevolg een reëel risico op suïcide. Er is momenteel sprake van een passieve doodswens bij eiseres, zonder suïcide intenties Bij gedwongen uitzetting lijkt de kans reëel dat deze gedachten zullen worden omgezet in actieve doodswensen en suïcidepogingen. Severien verwacht dat psychiatrische behandeling in Kroatië of het land van herkomst niet tot resultaten zal leiden omdat eiseres zich in die landen niet veilig voelt. Voor een effectieve behandeling van PTSS is een als veilig ervaren behandelomgeving van groot belang.
5.2
Psycholoog [A] , werkzaam bij i-psy, heeft als behandelend psycholoog van [eiseres] bij brief van 5 december 2019 gereageerd op het BMA-advies. [eiseres] volgt momenteel EMDR-therapie voor de behandeling van zijn trauma’s. Op termijn zal cognitieve gedragstherapie worden aangeboden. Voorwaarde voor een effectieve behandeling van trauma’s is een als veilig ervaren, stabiele, woon- en behandelomgeving. De situatie van [eiseres] en het gezin is momenteel niet stabiel genoeg om een prognose te kunnen geven. De kans op psychische decompensatie is reëel op het moment dat [eiseres] en zijn familie gedwongen worden uitgezet. Het niet aanbieden van kwalitatief goede traumabehandeling zal voorts de klachten doen verergeren, waardoor een medische noodsituatie kan ontstaan. Dit zal leiden tot een ernstige achteruitgang van het geestelijk functioneren en een reëel risico op chroniciteit van de klachten. In Kroatië is de behandelomgeving naar verwachting niet veilig genoeg om voldoende effectief te kunnen zijn.
5.3
Tot slot heeft ook Nidos bij e-mailbericht van 13 december 2019 gereageerd op het BMA-advies. Jeugdbeschermers [F] en [G] stellen dat een overdracht aan Kroatië niet in het belang is van de therapie die het gezin volgt. Het wijzigen van hun huidige situatie (dat wil zeggen traumabehandeling en ambulante hulp) zal de situatie en de voortgang van de behandeling stagneren. De kinderen staan naar aanleiding van een melding van i-psy bij Veilig Thuis onder toezicht van Nidos en er is een zorgplan voor het gezin opgesteld. Een overdracht naar Kroatië is gelet hierop niet in het belang van de kinderen.
6. Eisers kunnen zich met de bestreden besluiten niet verenigen en hebben op 14 maart 2019, 21 maart 2019 en 17 december 2019 (aanvullende) gronden van beroep ingediend. Op hetgeen door eisers is aangevoerd zal – voor zover relevant – in het hiernavolgende door de rechtbank worden ingegaan.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1
Eisers beroepen zich op het arrest C.K. tegen Slovenië en stellen zich onder verwijzing naar de overgelegde medische stukken op het standpunt dat aantoonbaar sprake is van een situatie waarbij overdracht aan Kroatië zal leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidssituatie van eiseres en [eiseres] , dan wel dat er een aanzienlijk risico daarop bestaat. Eiseres leidt aan een depressie, een Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS) en zij heeft suïcidale gedachten. Ook zou zij eerder een suïcidepoging hebben ondernomen. Zij staat onder behandeling van een psycholoog en een psychiater en heeft medicatie voorgeschreven gekregen. Bij [eiseres] is eveneens PTSS vastgesteld, waarvoor hij behandeld wordt.
7.2
Naar het oordeel van de rechtbank kan het standpunt van verweerder dat eisers niet onder de reikwijdte van het arrest C.K. tegen Slovenië vallen zonder nadere toelichting niet worden gevolgd. Uit het dossier blijkt dat het BMA is verzocht advies uit te brengen vanwege psychische problematiek bij eiseres en [eiseres] . Dit verzoek is pas gedaan nadat de bestreden besluiten al waren genomen en het BMA-advies dateert dan ook van na de bestreden besluiten. Het advies ziet op de vraag of eisers in staat kunnen worden geacht de reis te maken en of er maatregelen getroffen dienen te worden voor, tijdens of direct na de reis. Vervolgens hebben de bij het gezin betrokken behandelaren en Nidos gereageerd op het advies en gesteld zich daar niet mee te kunnen verenigen. Alle bij het gezin betrokken partijen zijn het er bovendien over eens dat een overdracht naar Kroatië het gezin en in het bijzonder eiseres en [eiseres] niet ten goede zal komen omdat hierdoor onder andere de kinderen in Nederland onder toezicht zijn gesteld en de ingezette traumabehandeling in het geding zal raken.
Vanuit de zijde van verweerder is zowel op het BMA-advies als de reactie van de behandelaren en Nidos op het BMA-advies geen reactie gekomen. Pas ter zitting heeft verweerder daar voor het eerst een standpunt over ingenomen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht de bestreden besluiten zoals die er liggen te handhaven en het BMA-advies te volgen. In de reactie van de behandelaren ziet verweerder geen aanleiding de besluitvorming te herzien. Daarbij heeft verweerder ter zitting verklaard de brieven van de behandelaren in reactie op het advies voor te hebben gelegd aan het BMA, die daarop per e-mail heeft gereageerd dat een en ander niet tot een ander advies leidt. Dit e-mailbericht is door verweerder ter zitting voorgelezen en maakt geen deel uit van het dossier. Ter zitting heeft verweerder zich voorts in reactie op de brief van Nidos op het standpunt gesteld dat de belangen van de kinderen al zijn meegewogen bij de bestreden besluiten. Ten tijde van de bestreden besluiten waren de kinderen echter nog niet onder toezicht gesteld en was Nidos nog niet bij het gezin betrokken. De enkele stelling ter zitting dat de belangen van de kinderen reeds bij de besluiten zijn betrokken, is daarom onvoldoende. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het BMA advies, de brieven van i-psy en Nidos in reactie op het BMA-advies en de belangen van de kinderen niet kenbaar bij zijn besluitvorming heeft betrokken. Dat leidt tot de conclusie dat sprake is van een motiveringsgebrek in de bestreden besluiten en dat de beroepen gegrond moet worden verklaard.
8. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand te laten, zelf in de zaak te voorzien dan wel een bestuurlijke lus toe te passen. Hierbij is van belang dat als gevolg van het gebrek in de bestreden besluiten, nieuwe besluiten door verweerder zullen moeten worden genomen waarbij een nieuw BMA-advies zal moeten worden gevraagd, aangezien het eerdere advies al meer dan zes maanden oud is. Verweerder zal daarom worden opgedragen nieuwe besluiten op de aanvraag te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
9. Omdat de beroepen gegrond zijn, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten in deze samenhangende zaken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt verweerder op met inachtneming van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon-Overdijk, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Uitspraak van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127.