ECLI:NL:RBDHA:2020:2508
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het kader van de Wet zorg en dwang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1946, die verblijft in een zorginstelling. Het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 28 februari 2020, naar aanleiding van zorgen over de veiligheid van de cliënt en anderen. De rechtbank heeft de medische verklaring van een arts, die verbonden is aan de zorgaanbieder, beoordeeld en vastgesteld dat deze voldoet aan de eisen, ondanks dat de arts niet bij de behandeling van de cliënt betrokken was. De cliënt heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij het niet eens is met de machtiging en meer vrijheden wenst, maar de specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de toestand van de cliënt verslechterd is en dat opname noodzakelijk is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is. De machtiging is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 14 april 2020.