ECLI:NL:RBDHA:2020:2505
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met vermoedelijk syndroom van Korsakov
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1962 in Suriname. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt verblijft momenteel in een accommodatie en heeft ernstige cognitieve schade en verward gedrag, vermoedelijk als gevolg van het syndroom van Korsakov, hoewel deze diagnose nog niet officieel is gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat is om zelfstandig te functioneren en dat er een sterke zucht naar alcohol is. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 maart 2020 werd de cliënt als moeilijk te volgen ervaren, en zijn advocaat voerde aan dat de Wzd niet van toepassing zou zijn, omdat het syndroom van Korsakov nog niet als gelijkgestelde aandoening was aangewezen.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, ondanks het ontbreken van een officiële diagnose, er voldoende aanwijzingen zijn dat de cliënt lijdt aan het syndroom van Korsakov en dat hij niet in staat is om voor zichzelf te zorgen. De rechtbank heeft de argumenten van de advocaat overwogen, maar geconcludeerd dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank heeft daarom besloten om de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling te verlenen voor de duur van zes weken, tot en met 14 april 2020. Deze beslissing is genomen met inachtneming van de zorgbehoefte van de cliënt en de noodzaak van opname in een gesloten afdeling.